De Intocht van Christus in Brussel

 Van James Ensor (1889). Daar zit het allemaal in. Heel 'De eeuw van Brussel (1850-1914)' zoals beschreven door Eric Min samengevat in een enkel schilderij.

 Christus is er wel, maar toch hooguit als bijfiguur, een dorps­gek op een ezeltje. Waar het werkelijk om gaat is de menigte, 'la foule'. Wat doen menigten? Ze trekken op. Liefst met banieren en spandoeken. De optocht als doel in zichzelf, daar gaat het om. En dat wel gezien op een van de in grootse Parijse stijl aangelegde nieuwe boulevards.

 Min - ook schrijver van een Ensor-biografie - vertelde me dat James Ensor later verscheidene van die teksten heeft overgeschilderd. Waarom? Hij was eigenlijk tegen alles en iedereen, de kerk, het koningshuis, het kapitaal, zichzelf. Toch liet hij 'la sociale' staan.

 Ensor heeft het reuzendoek veertig jaar op zijn Oostendse zolderruimte gekoesterd. Het kon er zelfs niet rechtop staan. Pas in 1929 wordt het naar beneden getakeld en op een vrachtauto naar Brussel gebracht.  

 Ensor poseerde graag als de artiste maudit, zegt Eric Min. Hij is het toch die daar als verlosser - met een valse baard - de ondankbare grote stad binnenrijdt op 'n ezeltje, en door de massa verzwolgen wordt. Carnaval, een politieke betoging, een processie, het komt alles op het zelfde neer.