Op de dagelijkse gedichtendienst Laurens Jz Coster dook vandaag opeens Gust Gils (1924-2002) op. Met zijn ‘Biografie’. Laurens Jz verwees naar nog een paar gedichten, waarvan me dit trof: ‘Tot algemene verbazing’. Meteen dacht ik aan Wim T. Schippers die ik eens de werking van een grap hoorde uitleggen.
Zoals bijvoorbeeld het gebruik van het zinledige woordje ‘’pollens’’, als Barend Servet het zegt. ’De eerste keer lachen de mensen, de tweede keer ook nog wel, maar de derde keer blijft het stil. En dan,’ zei Wim, ‘dan moet je niet ophouden maar doorgaan. En je zal zien, bij de dertiende keer ‘’pollens’’ lachen ze weer. En dan gaat het door. Gust Gils nadert dat zelfde punt in zijn ’De onvoorspelbare’, uit Onzachte landing (1979) :
‘eerlijk gezegd
pas voorbij het punt
waar je ervan overtuigd bent geraakt
dat je er beter zou aan doen
helemaal te zwijgen
pas dan
wordt het opnieuw boeiend
om tóch nog iets te zeggen
en zomaar te kijken wat er gebeurt
en dat geldt voor dichters
zowel als wittgensteins ‘
Het was Wim Schippers die me een keer toen we uitgeteld op een Hilversums bankje zaten in ernst zei: ’Vind jij het ook zo erg om Wim te heten.’