In Amsterdam

 Het Amsterdam Museum laat met Made in Amsterdam een keus zien uit wat kunstenaars in de hoofdstad de laatste eeuw maakten. Meestal mensen van elders. Hollanders van buiten de s­tad, Belgen als Rik Wouters die hun land in de Eerste Wereldoorlog ontvluch­tten, Duitsers als Max Beckmann en fotograaf Erwin Blumenfeld in de Tweede.

 Amsterdam als onderkomen, had het ook kunnen heten.

 Vreemde ogen op het bekende, dat maakt het boeiend. Helaas is er van Rik Wouters geen zicht op de Kostverlorenkade waar hij z'n laatste weken leefde.

 Het begin van de uitvoering van het Plan-Zuid is er. En de idyllische stadsranden die daar waren voor de nieuwbouw ze wegvaagde. Nog steeds zijn enkele boerenhuisjes, ingeklemd tussen de bebouwing van West of aan de Overtoom, de getuigen.

 De plek waar in 1928 het Olympisch Stadion kwam, de Amstelveenseweg van Jan Sluijters wordt een sprookje. Het Vondelpark van Gustave De Smet in 1915 niet minder.

 Maar dan begint wat ook Breitner gedaan heeft, de bouw. Hier van het Betondorp door Pieneman uit 1923.

 En er is een prachtig ingetogen portret van de 'dichter' van de Amster­damse School Michel de Klerk (1921), wiens werk pas nog in het Stedelijk stond en hing.

 Geen grachtengordel hier, en je mist hem niet.

 

Kleur ontketend in Den Haag

 Kleur was zeldzaam en duur in de middeleeuwen. Alleen vorsten en bisschoppen konden het zich permitteren. Van heinde en ver kwam het niet voor niets zo genoemde grauw om – om twaalf uur – het wonder van de ramen van Chartres te zien. In het Haags Gemeentemuseum valt kleur voluit de schilderkunst binnen, rond 1900. Kleur is er, voor iedereen.

 Iets schilderen in kleur deed ik voor het eerst toen ik twaalf was. In Zwitserland zat ik, met mijn eerste doosje van acht tubetjes olieverf en een kwast. Vanuit een hoog chalet keek ik uit op alpen­weiden, de berg die Niesen heette en het Berner Oberland. Alles schitterde in de zon. Maar nu. De wei was groen en de bergen bruin en geel, de bergtoppen wit, leek me. Die kleuren had ik in mijn doosje. En zo schilderde ik ze, op papier. Maar wat tevoorschijn kwam leek wanhopig weinig op het alpenpanorama. Toch had ik me aan de kleuren op de etiketjes gehouden. 

 In 'Moeder en zoon' (1980) wil de scholier Gerard Reve uit alle macht een door hem getekende haas inkleuren:

 'Ik bezat kleurpotloden, en vulde de voorstelling met kleuren, die echter iedere natuurgetrouwheid misten. Over en door de ene kleur heen bracht ik wederom een andere aan, die mij al evenmin beviel, totdat de gehele diergestalte met een onuitwisbare dikke, naar vuil zwart tenderende laag was bedekt, waaromheen een ongewild aura van smettend kleurpotloodpoeder was ontstaan. Het was een haas geworden die aan iets onzegbaar verschrikkelijks was ontsnapt...'.

 Het omgekeerde zie je bij Jan Sluijters in Den Haag. Het is alsof de tubes, de kwast, het palet zijn kwast in beweging zetten, sturen, dirigeren.

Muze

 'Vertel me, muze, van de man die altijd uitkomst wist..', zo begint de Odyssee. Die muze is een vrouw, ik denk Mnemosyne, moeder der negen muzen, die gaat over het geheugen. Homerus roept zijn eigen geheugen aan.

 De Haarlemse Hallen hangen deze zomer vol met een uitdragerij van vooral 20ste-eeuwse kunst: 'O muze'. Toch kenden ze in de oudheid geen muze van de schilderk­unst. Een raadsel.

 Wat je ziet is kunst in veel gevallen 'geïnspireerd' door vrouwen, die geschilderd werden, modellen, vriendinnen, moeders ook. 

 Het romantische idee dat kunst 'nergens goed voor is' werd intussen afdoende weerlegd door de biologen. Kunst speelt een rol in partnerke­uze. Roem, geld en de liefde der vrouwen verover je door een beroemd schrijver of schilder te worden. En dan kun je natuurlijk het beste het meisje in kwestie schil­deren.

 Wat zie je van die muze terug in het werk? Gelijkenis, lijkt me. Oogopsl­ag, lijf, aanwezigheid. En verder? De Duitse danseres Gertrud Leistikow was rond 1920 de muze, vooruit, van menig kunstenaar. Jan Sluijters, Harmen Meurs, Mommie Schwarz, Theo Vos en anderen. De wegen van de muze waren vaak niet zo ondoorgrondelijk.

 Helaas ontbreekt het mooiste voorbeeld van de schilder en zijn lief, Rik Wouters en zijn Nel. Hoe zit het met de vrouwen? Vrouwen veroveren mannen anders. En er zit de klad in de klassieke rolverdeling. Het mooie meisje dat model staat, en vervolgens de kinderen opvoedt en een kantoorbaan doet om het brood te verdienen. Tot Henk weer een nieuwe muze vindt.

 De kunstenaar als groot kind wiens kunst boven alles en iedereen gaat. Type Picasso. Het lijkt voorbij. De vijftigers waren de laatste generatie voor wie dat nog vanzelf sprak. Er bestaan nu tweemanschappen die allebei aan kunst doen en mekaar handjes helpen. En inspireren. Geloof me muze, met je pannetje warm eten voor de oude schilder, het bestaat.

Tags: