Jerofejevs zelfspraak

 Wie veel in zichzelf spreekt, luidop misschien zelfs, hoeft zich geen zorgen te maken. Het is, leerde ik, juist de manier om een persoonlijkheid bij elkaar te houden.

 Zelfpraat is voor schrijvers essentieel. In het drank-epos Moskou op sterk water (1969) is Venedikt Jerofejev niet alleen, de schrijver spreekt in meerdere stemmen. Zo zijn er de Engelen van de drank, die die hem bemoedigen of juist manen tot beheersing. Daarnaast spreken wat heet zijn fiere hart en zijn gezonde vers­tand. In het hoofd van Jerofejev is het nooit stil. Nog steeds is hij met de trein op weg naar Petoesjki. Nu inspecteert hij de inhoud van zijn schamele koffertje: de drank is bijna op - en wendt zich tot God:

 "'Kijkt u toch eens, Heer, rosé van een zevenendertig....'

 En in blauwe bliksems gehuld antwoordde de Heer mij: 'En waartoe heeft de heilige Teresa haar stigmata nodig? Die heeft ze immers ook niet echt nodig. Maar ze zijn haar dierbaar.'

 'Ja, precies!' antwoordde ik geestdriftig. 'Zo is het met mij ook, bij mij is het net zo - het is me allemaal dierbaar. Maar nodig heb ik het echt niet.'

 'Kom, als het je zo dierbaar is, Venitsjka, moet je maar eens wat gaan drinken,' dacht ik bij mezelf, maar toch bleef ik nog treuzelen. Zou de Heer nog iets tegen me zeggen of niet? De Heer bleef zwijgen. Nou ja, best. Ik pakte een kwartlitertje en ging naar het balkon. Zo. Mijn geest heeft vier en een half uur achter elkaar opgesloten gezeten en naar vrijheid gesmacht. Nu laat ik hem los... Dan kan hij eindelijk eens feestvieren en zich lekker helemaal laten gaan. Ik heb een glas en ik heb een broodje, dan hoef ik straks niet over te geven. En ik heb een ziel die op het ogenblik nog maar op een heel klein kiertje openstaat voor de werkelijkheid om me hen. Zit mee aan mijn dis, Heer!

 (station SERP I MOLOT - KARATSJARAVO)

 En meteen sloeg ik een glas achterover.

 (station KARATSJARAVO - TSJOECHLINKA)"

 En dan komt - ondanks zijn gebeden - de weerslag:

 " - de inhoud van het glas klotste nu eens ergens tussen m'n pens en m'n slokdarm, dan weer kwam de hele boel naar boven, dan zakte de zak weer een eind naar beneden. Het was daarbinnen net de Vesuvius, of Herculaneum en Pompeï..."

Jerofejev

 Veel portretten van schrijvers in het Haags Gemeen­temuseum bij Emo Verkerks 'Graag of niet'. Een zaal apart voor zijn Russische held Venedikt Jerofejev (1938-1980), bekend van zijn ode aan de drank 'Moskou op sterk water' (1969, het verslag van een 'meerdaags delirium'.

 Drank, hoe er aan te komen. Hoe te leven met de effecten. Het liegen en draaien. De psychologie van de dronkaard reikt niet verder dan van hier naar het volgende glas. En als dat er door onvoorziene omstandigheden niet staat, naar de volgende openingstijd. Het voorafgaande, de katers, het ziek zijn is vergeten. Jerofejev legt het uit, heel het boek is een alleenspraak, een betoog in trance.

 De ergste tijden van de dag blijken die tussen het sluiten van de cafes en het openen van de stationsrestauratie in de ochtend, in de hoop dat daar wat te krijgen is. Maar nee, zelfs geen sherry. Wel gebakken uier.

 Waarom is iedereen toch zo onbeleefd tegen hem, zo gaat zijn alleenspraak. Waarin de engelen van de drank hem soms bemoedigend toezingen. Tot ook die hem in de steek laten. Dan vertrekt eindelijk de trein naar Petoesjki. En daar is drank aan boord.

 Emo heeft er een schilderij aan gewijd.

 Heel mooi is ook het alcoholistenperspectief. Dat overal drank ziet. Ga maar na: Gogol schreef dode zielen natuurlijk in benevelde toestand, Moesorgski lag straalbezopen in de goot en componeerde in een roes, Koeprin en Maksim Gorki 'waren hun hele leven ladderzat'. En Tsjechov? Jerofejev schrijft:

 'Wat waren Anton Tsjechovs laatste woorden? Weet u 't nog? Hij zei "Ich sterbe," dat wil zeggen "ik ga dood". En daarna zei hij nog: "Schenk me champagne in." En toen ging hij pas dood.'

Emo Verkerk en de schrijvers

 De vele 'schrijversportretten' van Emo Verkerk zijn meer dan dat, getuigenissen van een lezer die leeft met Gerard Reve, die hij goed kende, de grote drinker Joseph Roth, Slauerhoff, Spinoza, Leopardi of Jerofejev, die altijd drinkt en 'in elke volgende zin een ontsnapping zoekt uit de vorige'.

 Aan Jerofejev (1938-1990, in Nederland bekend van 'Moskou op sterk water') is een heel kabinet gewijd in het Haags  Gemeentemuseum. Naast Verkerks ezel staat de boekenkast waaruit hij Gogol pakt en leest: 'Ga zitten, mijn voerman, klingel, mijn belletje, kringel opwaarts, paarden, en draag mij weg uit deze wereld! Verder, verder, zodat er niets meer te zien is, niets meer.' En zo door, tot je weet hoe Emo Verkerk en Nikolaj Gogol met elkaar verbonden zijn.

 Wat is het verschil tussen zijn beelden - de talrijke vogels die je in Den Haag om de oren vliegen - en zijn schilderijen? Hij vergelijkt zijn uit baksteen, touw, hout en dekzeil gemaakte Zomereend (2000) met zijn portret 'Vincent van Gogh in Londen' (2014): 'Die beelden zijn geschreven taal en die schilderijen zijn gesproken taal, met intonatie en noem maar op. Als ik naar een schilderij kijk dan hoor ik mijn antwoordapparaat. Als ik naar zo'n vogel kijk dan is er gepaste afstand. Dan zie ik wat ik gemaakt heb in het verleden. Die schilderijen zitten nog in de tijd, met alle bijkomende ruis van het maken.'

 De catalogus geeft zijn schildersidee: 'Kijken is een creatief proces. Het heeft niets te maken met waarneming, met het onderscheiden van iets dat buiten ons een eigen bestaan heeft.'

 Waarna hij relativeert: 'Nou natuurlijk heeft het wel met waarneming te maken, maar toch minder dan we vaak denken, snap je, dus in zoverre is alle kijken een illusie. Daarom is schilderen ook zo leuk. We maken al kijkend een wereld.'