Karel de Stoute, omstreeks 1460 geschilderd door Rogier van der Weyden
het Bourgondische rijk (België) in 1477

Karel (1)

Karel de Stoute (1433-1477) was goed beschouwd een Belg. Hij verplaatste zijn hof van het suffe Dijon naar Brussel. Hij was hertog van Bourgondië, Brabant, Limburg en Luxemburg, graaf van Vlaanderen, Artesië, Bourgondië, Henegouwen, Holland, Zeeland en Namen. In 1472 werd hij ook nog hertog van Gelre en graaf van Zutphen.

Wat hem mankeerde om van al die feodale snippers een aaneengesloten rijk te maken was Lotharingen.
Dat werd hem noodlottig.
Hij voerde oorlog, veel en graag. Zijn roekeloze gedrag, vooral tegen het eind van zijn leven, werd soms gezien als een geestelijke afwijking. Karel wilde een rijk dat zich uitstrekte van de Noordzee tot de Middellandse, zoiets als het legendarische koninkrijk van Lotharius, de derde zoon van Karel de Grote. het Rijk van het Midden.

Zaterdag hoop ik in de weekendeditie van de avonden verslag te doen van de grote tentoonstelling over Karel in Brugge: 'Pracht en praal in Bourgondië'. Want hofhouden kon hij. Pracht en praal, zeg glamour, hoorden bij het bedrijven van politiek. De schone kunsten waren voor hem heel direct verbonden met het uitoefenen van macht.  

 

deftige Parijse dame in 1778, het jaar van de reis van Jacob Muhl
Palais Royal in de 19de eeuw

Palais Royal

Door Walter Benjamin vond ik de reisverslagen terug die de koopman Jacob Muhl in 1778 naar zijn familie en vrienden stuurde toen hij in Parijs verbleef (Walburg Pers, 1978).De aanloop naar de door Benjamin beschreven 19de eeuw.

In Nederland deden kennelijk geruchten de ronde over het uitgaansleven in de stad van toen al 6 á 700.000 inwoners. 
En Jacob Muhl rebelleert tegen de Hollandse bekrompenheid: 'Lieden die nooijt uijt Holland geweest zijn en het overal net willen hebben als in Amsterdam, kunnen nergens genoegen hebben.'
En dan doet hij verslag.
'Op het uijterlijke geoordeelt: de vivacitijd, ja wildheid, de ongemeene pragt in kleederen, de libre ongegeneerde houding, familiaritijd op straat met heeren (...)'
En stelt vast dat de 'filles galantes' in de Theuillerie en op de Place Roijal 'heel andre schepsels zijn als dat droevig zoort in Holland. Het zijn dames, naar de eerste trant gekleet, als koninginne.'
En 'brutalitijd op de weg heb niets van gesien.'     

Sarah Bernardt door Alfred Stevens
'Het bad' (1867)
Sarah Berhardt poseert in foto-studio

Alfred Stevens (2)

Walter Benjamin (1892-1940) verzamelde in zijn 'Passagen-Werk', ook wel het Arcadenprojekt genoemd, alles wat hij kon vinden over hoe mensen bijeen leven in de grootstedelijke ruimte. En dat wel over de eerste grote stad, de lichtstad Parijs.

In zijn verzameling documenten, knipsels, eigen aanttekeningen, plaatjes, is er één map over Het Interieur van de gegoede burgerij. Die interieurs zijn een allegaartje van neo-stijlen.
Kenmerk is het vorstelijke. De eetkamer moet de feestzaal van Cesare Borgia lijken, het boudoir van de vrouw des huizes is gotisch ingericht. De werkkamer van de heer des huizes is het verblijf van 'een Perzische sjeik'. 
Op dat alles schijnt het helle gaslicht, dat de huizen is binnengedrongen, overal behalve in de salon.

Theater! Benjamin schrijft dat 'de ruimte zicht verkleedt'. Het 19de eeuwse interieur 'neemt de kostuums van stemmingen aan'. Een kamer verder zou de kroning van Karel de Grote kunnen plaatsvinden of de ondertekening van het verdrag van Verdun. 
De geschiedenis teruggebracht tot wereldvreemd theater.
Benjamin spreekt van 'roesverwekkende interieurs'.

Alfred Stevens schilderde mooie vrouwen in deze interieurs, zó dat de twee samenvielen. Geen toeval dat hij trouwde met een actrice: Sarah Bernhardt.

ps. In het najaar, vanaf 18 september komt de Brusselse tentoonsteling naar het Van Goghmuseum in Amsterdam. 

Tags: 
De wanhopige vrouw (1871)
Herinneringen en spijt (1875)

Alfred Stevens (1)

Walter Benjamin heeft me met de benoeming van de flaneur een onschatbare dienst bewezen. Zijn Arcaden-project - een stapel mappen met onaffe geschriften over de Parijse 'belle époque' leeft tot vandaag. Nooit eerder zag ik zoveel mooie schoenen op straat, nooit zoveel afwisseling in vrouwendracht. Wat is er toch aan de hand? Niemand die er over rept. Ik denk dat we een terugkeer beleven. Naar wat?Dit is een tijd van crisis en elegance. Hoe vinden die twee elkaar?

Afgelopen donderdag in Brussel werd ik nog aangesproken op mijn voorkeur voor Benjamin. En dat door een - in Brussel bestaat dat - elegante vrouw.
Ik vertelde haar over de affiches in het museum van Elsene van de Parijse Vélodrôme d'hiver, waar je rond 1890 als meisje kon leren fietsen, als je je maar in de nieuwste fietsmode stak.
De Vélodrôme was het society-trefpunt bij uitstek.
Walter Benjamin wist er alles van.  
We kregen het over grote tentoonstelling met werken van Alfred Stevens (1823-1906), de society schilder die in het Brusselse Museum voor Schone Kunsten op 8 mei begint.   
Hij verhuisde al snel naar Parijs. Vanaf 1855 begon hij naar de mode geklede vrouwen te schilderen.
Hij wordt de chroniqueur van het mondaine leven en schrikt niet terug voor onderwerpen als 'De eenzaamheid van de rijke vrouw'.
Even denk ik aan 'Gooise vrouwen'. Maar nee, rijkdom is niet meer wat 't was. Is het dat ooit?

 

Anton Valens

Binnenkort verschijnt 'Vis' van Anton Valens. Anton is een Hollandse Günter Walraff. Alleen, in misstanden doet hij niet. Hij doet in toestanden, en in materie.

Anton Valens wordt zijn onderwerpen. Hij neemt de kleur en smaak van een omgeving aan.
In 'Meester in de hygiëne' en 'De dweiloorlog' legde hij de wereld van de thuiszorg en het schoonmaken neer.
In 'Ik wilde naar de rand van Beijing' beschrijft hij nauwkeurig wat er gebeurt als Anton Valens dat wil. Waarbij je moet bedenken dat Anton Valens geen Chinees spreekt.

In 'Vis' wordt Anton één met de vissers en de vis.
Hij moet veel leren: 'Het viel me op hoe makkelijk ik me had laten overhalen dingen te doen (vissen martelen en vermoorden) die ik zelf achterwege zou hebben gelaten.'
En: 'Het ging om een principe: je zag iets heel moois dat leefde, en dat maakte je dood.'

Tags: 

Op weg naar Elsene (2).

De omgang met woordenmensen blijft mooi maar lastig. Wie zich voortdurend afvraagt of wat hij aan het zeggen is wel verantwoord kan worden heeft kans te verdrinken in zenuwtrekjes en onbegrijpelijkheid.

Zouden krantenschrijvers zo zijn, de krant bleef erg leeg. Terwijl we toch alle vier, daar in Elsene, vonden dat er geschreven moest worden.
'Ware grootte' van Tonnus Oosterhof bevat deze strofe:

'Was schaatsen maar een woord als ik,
wat zou ik schaatsen op mijn podiumpje,
en wat zou ik de dames en weinige heren vervoeren.'

Els Moors had ons uitgenodigd eigen tekst te lezen en hield een exposé over het woordje 'ik' in het werk van haar drie genodigden.
Waar ging het over? vroeg ik achteraf.
'Eigenlijk over de liefde.'

Een aantekening bij een zeereis uit 'In een handpalm' van K.Michel:
'Ik moest de zee zien, ik moest de bewegingen van het schip kunnen relateren aan de horizon, anders begreep ik niet wat er met mijn lichaam gebeurde en werd ik ziek.'
En dan: 
'Grote woorden zijn ook schepen, zoek altijd het dek op.'

Eigenlijk kan het niet. Maar het gebeurt en blijft gebeuren. Nu weer in de Nederlandstalige bibliotheek van Elsene (Ixelles), even buiten de Naamse Poort in Brussel, afgelopen donderdag.

restaurator Willem Haakma Wagenaar, rechts het mannetje in de muil
het mannetje van dichtbij
naar de hemel

Laatste Oordeel in Alkmaar (2)

 Vanmiddag stond ik in de nok van de Grote of St. Laurentiuskerk in Alkmaar, hoog boven de grond. Beneden in de kerk was een plechtigheid gaande, iemand werd gehuldigd, leek me. Gemurmel steeg op naar de plaats hoog boven het koor waar restaurator Willem Haakma Wagenaar en ik stonden te kijken naar twee juist gereedgekomen panelen van het Laatste Oordeel van Jacob Corneliszoon van Oostsanen (1519). Nog niet te zien voor het publiek.

 Groot zijn ze, zo'n zes bij drie. Op een ervan wordt een groepje vrouwen door een engel de hemel binnengeleid, op de andere is het Hellebeest te zien, met in z'n muil, ja wat?
Willem vertelt met gepaste trots dat daar, uit die muil, tot voor kort vlammen lekten. Waarschijnlijk aangebracht door eerdere restauratoren. Maar nu, na zorgvuldig onderzoek heeft hij teruggevonden wat Van Oostsanen werkelijk in de helse bek had geschilderd!
Een mannetje met een kale kop is tevoorschijn gekomen. Het kon je buurman zijn. En hij gaat naar de hel, zoveel is zeker.   
Daar heb je waar het om draait in deze vroege Hollandse schilderkunst, op de grens van renaissance en late gothiek: herkenbare mensen, mensen zoals jij en ik.

Maandag is Willem Haakma Wagenaar te horen in de Avonden.

Tags: 
het Laatste oordeel
Beluister fragment
deel van de restauratie

Laatste Oordeel in Alkmaar (1)

 Zaterdagochtend as. hoop ik vanuit het Alkmaars museum in de weekendeditie van de Avonden een impressie te geven van de restauraties aan de gewelfschildering van (waarschijnlijk) Jacob Cornelisz. van Oostsanen uit ca. 1518. Die is namelijk bij hoge uitzondering nu van dichtbij te zien.

 Hij hoort thuis in de Grote- of St. Laurenskerk en keert daar ook terug. Tot 29 juni is een van de negen houten gewelfvakken waarover de schildering zich uitstrekt, van dichtbij te zien. Daarop zijn vier zielen verbeeld die uit hun graven herrijzen en opzien naar het Hemelse Rijk. Het stuk is afkomstig uit het koor van de Grote Kerk, direct links van het centrale vak waar de aartsengel Michael de zielen weegt en waar Christus als rechtspreker in de hemel troont. Het gewelfstuk is 6 meter hoog en 2,75 meter breed. Een unieke kans om het werk dat de restauratoren te bekijken, voordat het stuk weer wordt teruggeplaatst op zo'n 25 meter hoogte in het koor.

 Wie de maker is van het Alkmaarse Laatste Oordeel, is omstreden, maar restauratoren Willem Haakma Wagenaar en Edwin van den Brink zijn ervan overtuigd dat het Van Oostsanen is. Sinds 2003 werken zij aan de gewelfschilderingen in het koor en het noordtransept. Het werk moet omstreeks 2011 of 2012 af zijn.

Tags: 

Op weg naar Elsene (1)

Morgenavond sta ik - als God het wil - op het podium in de bibliotheek van de Brusselse deelgemeente Elsene (Ixelles), waar Els Moors de dichters Tonnus Oosterhoff en K.Michel heeft uitgenodigd voor een voorstelling die ze 'Een nocturne, op weg naar Elsene' heeft gedoopt. Ik ben uitgenodigd als Alex Mol, om stukjes te lezen uit de bundel 'Is daar iemand' (1999). Michel publiceerde pas nog prozastukjes, 'In een handpalm' (2008) en Tonnus gedichten 'Ware grootte' (ook 2008).Wat heeft Els Moors in de zin? Hoe en waarom ze ons op een Brussels podium zet zullen we morgen ontdekken, al zijn er al wel aanwijzingen op haar weblog, over de aanloop naar Elsene. Ook zijn we intussen door haar op video gezet, welke gesprekken in de Bibliotheek van Elsene te zien zullen zijn.

Wat hebben de schrijfsels van deze drie Nederlanders in de ogen van Els met elkaar te maken? Ik lees in de bundel van Tonnus Oosterhoff. Een eerste strofe:

"Ik ben de dwerg van gemiddelde lengte.
Mijn weefgetouw wordt als ik droom groter. Ik droom:
'Als ik niet uit weven ga, dan zwaait er wat!'
De wereld is in het getouw,
ik zie de bodem doorgrond
en het naweven.
Maar word ik niet kleiner?"

(...)

Ik moet giechelen. Kan alleen maar denken 'ja, zo is het'.

Zutfen, Ijsselkade, afgelopen zondagmiddag.

Zutfen

Toen ik er kort na de oorlog woonde heette Zutphen nog Zutfen. Hier aan de IJsselkade heb ik gespeeld. Een parlevinker bracht kruidenierswaren naar de langsvarende aken. En een stoomlocomotiefje reed wagons aan, die geladen waren bij de fabrieken van Resink, achter het spoor.

Er liep daar een mongool rond.
De mannen van de stoomtram hadden hem een pet gegeven en een toetertje. Daarmee beende hij druk gebarend rond, en regelde het verkeer, tot ieders plezier.
Tot op zekere dag de stoomtram was opgeheven.
Ik zie hem staan, de mongool met z'n pet, op het verlaten emplacement.    

 

Family affairs (3)

Het leegruimen van een zolder. Op lang niet geziene foto's valt het licht van nu. Amateur-fotografie - 'found footage' - legt onbedoeld bloot. Maar wat? Waarin zit de magie van bijvoorbeeld de serie 'Particulier Domein' van Peter Hellemons, te zien op de groeps-fotoexpositie 'Family affairs' in het Schiedamse Stedelijk?

Hellemons (1957) erfde dus de dia's van zijn schoonvader. Je ziet de kinderen Harm en Hanneke, hun ouders en de hond op honderden dia's. Het levenswerk van een geobsedeerde. 
En ik?

Opeens herinner ik me dat ik van m'n vader nog een papier voor de Alpenkreuzer moet halen. Ik weet precies waar. Bij het station. Ik zie de straat voor me. Alleen, de buurt is al lang geleden afgebroken. En daarmee de wereld van de ANWB, van het kampeercarnet en de benzinebonnen. Van de lijstjes waarop staat 'reservebril?' Camping Gaz? 
Maar bovenal van het raadselachtige plezier, dat er toch echt was. Onvergetelijk: de oude, doorgesneden tennisbal over de koppeling voor de caravan, om te voorkomen dat je consistentvet aan je broek krijgt. Nu stop ik echt.  

wand met werk van Paula Thies, geschilderd door Jaap Nieuwenhuis
Schilderen - Paula Thies, zelfportret (terug te vinden op de wand van Jaap)

Paula Thies

Over de schilderes Paula Thies (1920-2000) heb ik door familieomstandigheden veel horen praten, maar ik heb haar nooit ontmoet. Wel haar man Jaap Nieuwenhuis. Wat ik toen niet dorst te vragen is 'was ze echt zo explosief en hoe ging dat dan?'

Ze kon zich maandenlang terugtrekken in haar atelier, dat weet ik..
Eind jaren '50 studeerde ze bij Oscar Kokoschka.
En ja, expressionisme is de omschrijving die opkomt als je haar werk ziet. En niet zo zuinig.
Tot eind deze week is het te zien in Zutphen, in 'De Leesbibliotheek', Nieuwstad 66.  
Samen met stillevens van Nieuwenhuis, die naar eigen zeggen  pas na Paula's dood aan schilderen toekwam.

Nog te krijgen is een groot boek over (en met) het werk van Paula Thies, met bijdragen van oa. Fanny Kelk en Sarah Hart (2004).

Leo Polhuis zelf, op een van van zijn ca. 4500 dia's
de niet doorgegane reis (1985)

Family affairs (2)

Na jaren kun je de huis, tuin en keukenfoto's, de vakantiekiekjes uit de jaren '60 en '70 opnieuw bezien. Daar is het Hollandse gezinsleven. Curator Wilma Sütö schrijft een mini-essay over de rolverdeling. Er is altijd een fotograaf die niet zelden iets aan regie doet en soms voyeuristische trekjes heeft. Vaak de vader, die zijn gezin aanzet tot poseren. Moeder en dochters worden dan actrice, spelen de hoofdrol in eigen leven en treden op. Hilariteit op het dia-avondje.

Op de expositie in het Stedelijk Museum Schiedam zijn het vooral Bert Sissingh en Peter Hellemons die de beklemming laten zien van het gelukkige gezin: samen afwassen of de bungalowtent opzetten tot de dood erop volgt.

Peter Hellemons (1957) erfde de dia's van zijn schoonvader Leo Polhuis. 'Particulier Domein' (1999) laat het modelgezin uit de jaren zestig en zeventig zien. Het gezinsleven en de ontwikkeling van de kinderen Harm en Hanneke op meer dan 2400 grootbeelddia's (6x6).
Magnum fotograaf Martin Parr schreef er lovend over. Museum Boijmans kocht er van.
Hoogtepunt is het verhaal van een gedroomde reis van de schoonouders. Die vooraf met obsessieve precisie beschreven en berekend werd door vader Leo - benzinekosten, maaltijden, batterijen voor de zaklamp, verwachte uitzichten.
Maar de reis ging op het nippertje niet door. Schoonmoeder Wil kreeg een hersenbloeding in 1985.

Bert Sissingh - La Ville Détruite (2003)

Family Affairs (1)

De fotograaf Bert Sissingh (1956) woont een werkt in Rotterdam. Om je vader neer te zetten als het beeld De Verwoeste Stad van Zadkine moet je wel Rotterdammer zijn. Sissingh heeft zichzelf en zijn ouders (zijn vader leeft nog, is 92) jarenlang gefotografeerd. Hoe? Hoe zien series als 'The End of History' en 'The Family of Man' eruit? Dat ga ik morgen zien, als ik tegen 11.45 in het Stedelijk Museum te Schiedam verslag doe van de groepstentoonstelling 'Family Affairs'. Te horen in de zaterdageditie van De Avonden.

Minstens zo nieuwsgierig ben ik naar de serie 'Particulier Domein' van Peter Hellemons, die het foto-archief van zijn geobsedeerde schoonvader Leo Polhuis - 2500 dia's uit de jaren '60 en '70 van zijn gezin - toegankelijk maakte.
De fameuze fotograaf Martin Parr over die foto's: 'Polhuis fotografeerde haast als een antropoloog.'
Later meer.

 
 

Larven

Vandaag zie ik voor het eerst werk van Martine Pieck. Mijn god, caravans. Opeens komt er een hele zomer op me af. Weer rij ik achter een sleurkast over een binnenweg. Weer zie ik een rivierdal in de diepte liggen waar ze zich genesteld hebben als larven die straks zullen uitkomen.

Martine Pieck heeft ze gezien, zoals ik ze heb gezien.
Ik denk aan het verhaal van A.L.Snijders die er ook een had - weinig geld je moet wat, de Camping Municipal heeft een heel eigen charme.
Snijders reed richting Luxemburg, al voorbij het tweede hoge viaduct, toen hij in zijn spiegel vlammen zag.
Het ding is uitgebrand, de gastank niet ontploft, de verzekering, ja.      

Morgen, vrijdag 17 April, zijn vanaf 17.00 uur de caravans van Martine Pieck te zien bij galerie  De Chiellerie, op de Raamgracht 58 in Amsterdam, tot zondag as, de 19de april.
Ze betekenen een wending in haar werk, zeggen de kenners.

 ps. Maar Arie Schippers was eerder. Zie link.

Tags: 
MaartenJan Hoekstra
bij IKEA

Wonen

Vrijdagochtend ga ik langs bij MaartenJan Hoekstra, een Delftse wetenschapper die twee disciplines in zich verenigt, namelijk Bouwkunde en Taalkunde. Hoe kan dat? In zijn boek 'Huis, tuin en keuken' komen meteen de overeenkomsten naar voren.

Het huis waarin je woont is een product van de cultuur waarin je leeft, net als de taal. Mooier nog, de woorden die wij kennen voor onze behuizingen en de onderdelen daarvan hebben diepe wortels. Zoals de ondertitel 'Wonen in woorden door de eeuwen heen' ook zegt.
Ik wist er geen donder van.
Boer blijkt het zelfde woord te zijn als buur, hut is familie van huid en ook van huis (dit woord werd voor het eerst aangetroffen in een oorkonde uit 793). Dorp is familie van terp en stal komt van staan.
Zover de woordgeschiedenis, er is meer, veel meer te beleven aan de woorden en huizen waarin wij wonen.
Op naar IKEA.  

'Wonen' gaat terug op een West-Germaanse 'wunae' dat samenhangt met een Oudscandinavisch woord dat 'tevreden zijn' betekent.
Dat was ook ongeveer het eerste dat Hoekstra zei toen ik hem opbelde: 'wonen is gelukkig zijn'.
Wat een gespreksonderwerp.
Ik ben levenslang al huis- en woongek, bij mij is er huistechnisch altijd iets mis. Ik droom ervan. Nu kom ik onverwacht bij de bronnen.  

Maandag is MaartenJan Hoekstra te horen in De Avonden.

MaartenJan Hoekstra
Beluister fragment
McCay
 

Winsor McCay

Wie Winsor McCay (1867-1934) was leerde ik omstreeks 1969, toen ik betrokken raakte bij de oprichting van het zg. Stripschap en het blad Stripschrift. Dat kwam dezer dagen van pas. Binnenkort verschijnt een stripeditie van het eerbiedwaardige blad Kunstschrift. En McCay komt er in voor. Vooral zijn Little Nemo, die elke nacht weer avonturen beleeft in een uitzinnig Dromenland. Een krantenpagina groot zijn deze strips en ze eindigen er altijd mee dat de kleine held - uit bed gevallen - wakker wordt. Ik koester een Franstalige, vrijwel complete herdruk uit 1969. Goed in tijden van koorts.

Litle Nemo begon te verschijnen in 1905, op de kinderpagina van de New York Herald. Het duurde tot 1911.
McCay heeft veel meer strips gedaan, ook tekenfilms, met de hand getekend, beeldje voor beeldje. Hij maakte een tekenfilm naar Little Nemo.
En de makers van de site Cahiers vonden op Youtube de tekenfilmpjes van een latere, Gertie the Dinosaur, waarin de tekenaar zelf een reuzin voor ons dresseert. Eerste editie in 1914. Hij is met die tekenfilm nog op tournee geweest.
Winsor McCay was er Walt Disney en anderen jaren mee voor.  

Stein unter der Tisch (2009)
The Ground of the Sea (keramiek, (2009)
Katinka in de Vleeshal

Katinka Bock

Ook in de Middelburgse Vleeshal exposeert de Duitse Katinka Bock, die in Berlijn woont, maar uit Frankfurt komt. Ze vertelt hoe het bekijken van de middeleeuwse hal haar het Binnen-Buiten project ingaf dat nu te zien is.

Zo heeft ze de plavuizenvloer zorgvuldig opgemeten voor de tweede laag speciaal gebakken tegels die er nu deels overheen liggen.
Vreemd gezicht.
'Komt het water onder de drempel door,' vroeg ik.
Het was niet verboden dat te denken.
Maar het heet 'The ground of the sea'.
Ze doet veel met aardewerk. Een stapel dakpanachtige schollen heet 'First piano' (2008), en gek, je hoort het.
Alle zintuigen haken in.
En buiten komt overal naar binnen, bijvoorbeeld door een pijp die regenwater binnenbrengt, dat op een tafeltje met zand valt: 'April table'.

Het raam staat open, en in de vensterbank ligt het draagbare bronzen berglandschapje dat ze van thuis meenam. De Taunus, denk ik: 'Vue sur la montaigne de la coline enface'. En 'Stein unter der Tisch' spreekt boekdelen. Een poot van een grote houten tafel wordt omvat door een rotsblok. Een Duits rotsblok dat brutaalweg de Vleeshal in Middelburg is binnengedrongen. Meer Binnen-Buiten kun je niet hebben.

zestienluik met einders
Hollands landschap
Een blauwe ster

Dave Meijer

De einder. Dat is nog eens een woord. Zou een Oostenrijker iets van Mondriaan of Jan van Goyen begrijpen? Hoge zelfmoordcijfers moeten wel verband houden met het ontbreken van een horizon. Een Hollander heeft altijd toegang tot de hemel. Niet boven je hoofd kijken maar in de verte. Ogen toeknijpen en je bent er. Geen bergwanden die het zicht belemmeren.

Ik sta in de Kabinetten van de Vleeshal in Middelburg, waar de schilder Dave Meijer exposeert. Titel: 'De einder. En dan de hoek om.'
Dat van die hoek begrijp ik pas als ik binnen sta. Daar heb je hoeken. Meijer heeft bijvoorbeeld twee schilderijen tegenover elkaar in een hoek gehangen.
En nu ik beter kijk, hij heeft de hele ruimte gehorizontaliseerd. Er is een blauwe streep die her en der opduikt, op ooghoogte. Er is een wand bezaaid met blauw geschilderde spijkers. Blauw? Ach, Van Gogh, de sterrenhemel maar dan complementair.
En de hoek komt terug. Wie het landschap binnenskamers haalt komt hoeken tegen die er buiten niet zijn. Een schilderij heeft zijkanten. Aan die zijkanten zie je wat er eerder was en overgeschilderd werd. 
Dave Meijer probeert het elk moment veranderende Hollandse landschap te schilderen. Hij doet dat op de grond liggend in een atelier zonder ramen waar alleen licht binnenkomt door matglas. Kunstlicht is ook goed.  
Sterk vereenvoudigde vormen ontstaan zo, die meteen herkenning oproepen. Ja, dit ken ik. Vraag me niet waarvan, maar ik ken het, van jongsaf. Een vloedlijn, een dukdalf, een dijk, een vaargeul, een strekdam. Bij laagwater.

Fritzi (1)

 Fritzi ten Harmsen van der Beek is gestorven. Ik heb haar ik een paar keer ontmoet. Het waren de keren dat ze - in de jaren '80 - uit haar woonplaats, het Groningse Garnwerd overkwam naar Amsterdam en logeerde bij haar vriend en beschermer de classicus en dichter Jan Pieter Guépin (1929-2006).

 Die troonde haar dan wel eens mee naar ons radioprogramma Music-Hall in Eik & Linde om wat voor te dragen. Ik heb haar daar nog eens de trap op gedragen, vederlicht was ze. Maar vaak kon ze op het laatste moment niet komen omdat haar hond ziek was. Er is nog één andere gelegenheid waarbij ik haar zo voor me zie.

 Het is 1987. Voor het Studium Generale van de UvA houdt Guépin een lezing over zijn grote project, de Kusgedichten van de Neolatijnse renaissancedichter Janus Secundus.
Hij heeft zijn vriendin Fritzi meegebracht om de door hem vertaalde en toegelichte gedichten voor te dragen.
De organisatie heeft gezorgd voor een fles witte wijn en twee glazen, die worden ingeschonken voor de spreker van wal steekt. En nu. Iedereen ziet wat Jan Pieter niet ziet: Fritzi, die tijdens zijn geleerde betogen weinig te doen heeft, drinkt vrij vlot haar glas leeg en laat daarna haar oog vallen op dat van Jan Pieter.

 Met zorg een moment kiezend waarop hij opgaat in z'n uitleg, snaait ze z'n glas weg waarna ze het hare - nu leeg - ervoor in de plaats zet. Ze kijkt er prachtig stout bij.
De zaal volgt dit op de voet en lacht.
Zodat Jan Pieter denkt dat Janus Secundus vandaag succes heeft. Enthousiast vervolgt hij z'n betoog. Tot hij een punt bereikt en dorstig naar z'n glas reikt. Dat tot z'n verbazing leeg blijkt. Opnieuw hilariteit in de zaal.
Dit herhaalt zich. En nog nog eens.
Het blijft een prachtige middag.

Jan Bor op Eerste Paasdag

Jan Bor

Op Goede Vrijdag tik ik dit. Wat vieren we vandaag? Waarschijnlijk toch dat we God vermoord hebben. Ik lees het amusante 'Filosofie in een notendop' van Jan Bor, en ja, ik ben aangeland bij Nietzsche. God is dood, maar de moordenaars zijn bekend. Wij, met onze wetenschap, hebben God vermoord, en zo de tak waarop wij zaten afgezaagd. De mens werd zelf god. Ach jee. Is it a bird is it a plane? Zie hem gaan, de Übermensch, op een koord balancerend over de afgrond. Zinloosheid en nihilisme dreigen aan alle kanten. Wat te doen? Verhalen! In godsnaam verhalen. Als Münchhausen je aan je eigen haren uit het moeras trekken. Maar verder?

Op Eerste Paasdag ben ik bij de man die zich levenslang de vraag stelt 'Wie ben ik?'. Die op z'n 30ste met de Transsiberische Spoorweg naar Japan reisde en zich onderwierp aan een Spartaans, semi-militair Zen-regime. Tot hij na 10 jaar training moest toegeven dat hij de taal niet kon loslaten.

Op Tweede Paasdag is hij DV te horen in de Avonden.

Nachoem Wijnberg

Nachoem Wijnberg

Vanavond kreeg Nachoem Wijnberg de VSB-poëzieprijs voor zijn bundel 'Het leven van'.Anneke Brassinga deed een speech, die zo begon:

Ook op een propvolle, geteisterde planeet kan een mens alleen zijn en de ruimte hebben, genietend van een wijde blik, ongeschonden luchtruim, schuimende branding.
Geen kip te zien - of loopt daar heel in de verte de schim van Dante hand in hand met die van Gorter? Vrije toegang tot de eigen geestgronden: het is een noodzaak waar Multatuli alles van begreep toen hij zei: 'De eindelooze woesteny van 't onbekende is het domein, het wettig veroverd koninkryk van den dichter, die 't onzienbare aanschouwt, het ontastbare waarneemt, het zwygen verstaat.' (Millioenenstudiën).
'Poëzie,' zei hij ook nog, 'is woest en ledig - en de geest Gods zweefde daarover!
Poëzie is Ledig - ja, als de oneindige ruimte! Ledig als daar waar 't stof ophoudt.' 
En, wat heeft het voor zin, die ledige woestenij van het onbekende in te gaan?
Alweer heb ik Multatuli aan mijn zijde: 'Wat poëzie, myn God, opdat ik niet verga van walging, over zooveel walg'lyks óm my!' (...) Wat poëzie, myn God, gy die in poëzie alleen bestaat! (...) Wat poëzie, myn God, opdat ik niet verga van walging over zooveel walg'lyks óm my!' (...) Zo staat dat in de Ideeën (I, 361).

 

Kaars

De dag voor Goede Vrijdag. Wanneer de omstandigheden gunstig zijn brand ik soms in een RK-kerk een kaars voor iemand die gestorven is en die me nastond. Het heeft heel lang geduurd voor ik daartoe kon besluiten. Had ik er wel het recht toe, als niet-katholieke jongen? Eigenlijk was het branden van een kaars als niet-katholiek een vrijpostigheid, zo leek me. Je nam niet de verplichtingen van een gelovige op je, maar hoopte toch dat er iets van goddelijke genade naar de door jou bedachte zou toekomen.

Nu denk ik, als ongelovige, mensen hebben dit alles bedacht, een god, een kerk. En kaarsen, dat is bij alle misère die ze aanrichten geen gek idee.
'En niet duur,' zou Gerard Reve niet kunnen nalaten te zeggen. En dus brand ik - soms - een kaars. 
Ik laat het geld in de gleuf vallen - je hoort het neerkomen - pak er een uit de kartonnen doos, en prik hem op een staak
En dan steek ik hem aan.
Hierbij denk ik sterk aan de gestorvene. 

ps. Els Moors vroeg of ik een kaars zou branden voor Patricia de Martelaere, maar dat kan niet. Ik heb haar niet gekend en zou me, meer nog dan nu, een oplichter voelen.  

 

 
 

Thank you for calling (2)

Jo Stafford bleef alleen achter, maar haar liedje kreeg een echo. De telefonerende vrouw werd een tijd lang een geliefd foto-onderwerp. Aan één kant begrijpelijk, een model moet haar handen ergens laten, maar aan de andere kant een bron van raadselen. Met wié belt ze? Terwijl ze toch onmiskenbaar lacht naar mij, of me op z'n minst blikken toewerpt.

Intussen, in de tijd van het mobieltje, is de telefonerende vrouw overal. Op alle terrassen zit ze. Maar haar blik is verdwenen. Voorgoed verhuisd naar gene zijde. Naar wie ze - al telefonerend - ook lacht, nooit meer naar mij.  

Jo Stafford

Thank you for calling (1)

Vorig jaar stierf de Amerikaanse zangeres Jo Stafford (91). Er werden in de krant veel titels genoemd, ik herinnerde me alleen 'Thank you for calling' uit 1954. Een liedje dat mijn vader graag hoorde. Hij keek dan veelbetekenend en zei na afloop 'jaja'. Op een toon van 'dat komt ervan'. Pas na een paar jaar kende ik genoeg Engels om het drama te kunnen volgen dat zich in de huiskamer ontrolde. En te denken, 'jij klootzak'.

Who can it be
hello hello, yes this is me
darling oh my darling
What a surprise
it's been so long
there's tears in my eyes

When will you be here
what time will it be
oh you're not coming, I see oh I see
Well I hope you'll be happy
well thank you I'll try
thank you for calling, goodbye

Yes operator I'll hang up the phone
yes yes, I know my party is gone
But I'll always love him, I guess till I die
thank you for calling, goodbye

in 2007, thuis in Gouden Leeuw

I.M. Anthony Mertens

In maart 2007 was ik op radiobezoek bij Anthony Mertens, de redacteur bij Querido, criticus, universiteitsdocent, die in 2003 een herseninfarct kreeg waarvan hij stap bij stap bijkwam. Zover dat kon. Alles moest hij bewust doen. Om te spreken heb je adem nodig, legde hij uit, ademhalen dus, dan bedenk je iets, vervolgens vind je er woorden voor en die moeten dan worden uitgesproken. Het was herwonnen spreken. Dat moest eerst aan de radioluisteraars duidelijk gemaakt worden.

Ook voor lezen heb je adem nodig, leerde ik.
Anthony Mertens ervoer wat hem overkwam als een geluk, zei hij. Hij rookte en dronk niet meer, deed aan sport en luisterde naar Haydn. De veertig pils met Adri van der Heijden behoorden tot het verleden. 
Zijn grote onderwerp was en bleef drempels. In zijn proefschrift 'Sluiproutes en dwaalwegen' (1991) deed hij onderzoek naar 'drempelervaringen' in de literatuur. Een voorbeeld: Odysseus die zich aan de mast liet vastbinden om het zingen van de Sirenen te kunnen horen zonder door de roes meegesleurd te worden. 
Het gaat om het verlangen naar het onbereikbare, datgene wat niet in woorden kan worden uitgedrukt. Een verlangen dat met angst, maar ook met extase gepaard kan gaan.
Anthony Mertens had een zesde zintuig ontwikkeld voor passages over drempels. Ze trokken als magneten aan hem. Hij beschouwde heel de literatuur als een poging verder te reiken dan de waarneembare werkelijkheid.
Was het niet een diepe ironie van het lot dat juist hij werd getroffen door een herseninfarct en daarmee zelf met huid en haar in zo'n drempelervaring terecht kwam?
Van lezer werd hij schrijver.
In zijn vorig jaar verschenen boek 'Zwaluwziek' deed hij zonder omhaal verslag van zijn pogingen terug te keren naar het land der levenden.
Toen ik hem vorig jaar vroeg of met deze titel bedoeld werd dat  hij ziek werd van het kijken naar vogels die alles konden wat hij niet meer kon zei hij ‘ja’. 

Anthony Mertens, 'Lezen, man!'
Beluister fragment
Frank Zappa door Gijsbert Hanekroot
Gijsbert vanmiddag in het Museum Volkenkunde in Leiden

Gijsbert Hanekroot

Het was een warme dag aan het Uddelermeer in de zomer van 1970. Frank Zappa en de Mothers of Invention hadden gerepeteerd. Roelof Kiers, Charles Leeuwenkamp, godweetwie en ik bliezen uit. En maakte nog wat technische afspraken voor de tv-uitzending van Piknik, die avond.

Zappa, maker van het album dat heette 'We're only in it for the money' (grapje) had nog een vraag. Hij vroeg opeens 'What about the money?'
Roelof - ontbloot bovenlijf, het was erg warm - trok zijn Roeloflachje, en liet een pauze vallen. Opeens spanning.
'Yes the money,' zei hij, met z'n Drentse accent.
En toen: 'Why don't you do it for nothing?'
Zappa dacht even na.
Was er dan niets geregeld? Stel dat? Anderzijds, free concerts waren in de mode.
'Allright, we'll do it for nothing'.
Een jaar later regelde Roelof een symphonie orkest voor hem. En meer nog. Ze raakten bevriend.

Aan dit soort scènes dacht ik bij het bekijken van 'Van Abba tot Zappa,' de popfoto's die Gijsbert Hanekroot maakte 1969-1983. Nog steeds te zien in het Museum Volkenkunde in Leiden.
Ik koester het bijbehorende fotoboek.
Gijsbert, de vaste man van Muziekkrant Oor, was de eerste beroepspopfotograaf in Nederland. Na 1983 maakte hij andere foto's, over de hele wereld.
Volgende week zit hij Detroit, om het Amerika van nu vast te leggen, hoop en wanhoop.
In zijn jaren '70 popfoto's is hij de specialist van het onbewaakte moment, de naar binnen gerichte blik.

Morgen na 21.00 is hij te horen in de Avonden

Gijsbert Hanekroot
Beluister fragment
de Utrechtse Jeruzalembroederschap in 1525-1527, links Van Scorel
nogeens de broederschap (er hangen vier van deze portretreeksen). een specialisme van Van Scorel: de ''cameralook''. wie kijkt er de toeschouwer aan, wie vroom voor zich? en wat zit daar achter.  
vrouw op zijpaneel, ong. 1535

Jan van Scorel (2)

Vanmorgen de tentoonstelling in Utrecht gezien. Beelden uit een merkwaardige overgangstijd. Het duurt lang voor Scorel wat hij in Italië geleerd heeft ook in praktijk brengt, wel tot na 1530, 1540. Dan komen toch nog groots opgezette taferelen, waarin met weggedraaide ogen omhoog wordt gezien. Voor die tijd zijn er toch vooral de portretten.

Stel je voor een katholiek Nederland.
Waar de Jeruzalembroeders zo van het platteland op pelgrimstocht gingen naar het Heilige Land, als nu de hadji naar Mekka. Eentje had er zijn vrouw mee, geen probleem.  
Scorel schilderde ze op lange planken, koppen op een rij, de een al sprekender dan de ander. Kinkels met petten en mutsen. Zelf staat ie er tussen, hij was daar immers ook geweest. 
Veel over van Jan van Scorel (1495-1562) is bekend uit het Schilderboek van Carel van Mander (1604).
De onwettige zoon van de dorpspastoor in Schoorl schopte het tot kanunnik van de - nog door Saenredam geschilderde, later afgebroken - Utrechtse Mariakerk, waar hij ook een praalgraf kreeg. En, celibaat of niet, bij zijn Agatha kreeg hij 6 kinderen. Hij bereikte veel. 
Van Scorel was als eerste schilder in de Nederlanden niet langer ambachtsman. Hij was een meneer geworden, die kon rekenen. Een architect die ontwierp. Die de werkelijkheid niet alleen weergaf volgens de perspectiefregels van Alberti maar die ook bouwde. In Italië al lang een gangbare combinatie.  
Er werd zelfs na een tijd verzucht. Renaissance, goed, maar niet te veel bouwwerken op het doek. 

vandaag

Het einde van Cicero

Zo gaan die dingen. Er staat iets, maar eigenlijk staat er niks.Degeen die dit tekstje tikte heeft er, denk ik, van alles bij gedacht. En misschien ook wel opgeschreven. Maar daarna weer gewist.Wat van de boekenbijlage Cicero overblijft is 'onderdeel van het nieuwe tabloidkatern 2 dat vanaf maandag verschijnt'. Dat weet de lezer dan.

Het lijkt een zinnetje uit een intern memo.
De lay-outer nam meer vrijheid. Hij bracht het verzuipen van de Cicero prachtig in beeld.

Wordt er dan niet meer gelezen, wordt er niet meer geschreven?
Meer dan ooit.
Daar zou het in zo'n bijlage over moeten gaan. Een baken in zee. Waar ieder woord er toe doet. 

Jan van Scorel (1)

 Zaterdag omstreeks 11.45 hoop ik een klein verslag te doen van de tentoonstelling 'Scorels roem' in de zaterdageditie van de Avonden.

 Scorel was al bij Dürer in de leer en in het Heilige Land geweest en had in Italië gewerkt toen hij in 1522 tot opzichter van de pauselijke kunstcollecties werd benoemd door de Nederlandse paus Adrianus VI, die de naam heeft - zie Eddy de Jongh die ik eerder aanhaalde uit Kunstschrift, die hem een kampioen van de vijgenbladcultuur noemde - preuts te zijn geweest. Of Scorel klassieke beelden heeft laten castreren weet ik niet.
Maar hij wordt nu in het zonnetje gezet als de man die 'de renaissance naar Nederland haalde'.
Hm, de renaissance. 
 Vooral na het zien van de 'Vroege Hollanders' (Geertgen tot Sint Jansz ea.) vorig jaar in Boijmans twijfel ik.
Ik hou van de manier waarop de pre-renaissance schilders hun figuren in het vlak zetten. Vaak tegen de regels van het perspectief in, te dicht op elkaar, soms donderen ze bijna de lijst uit, maar het werkt, het overtuigt. Het geestesoog herkent.
Mensen nemen maar twee dimensies waar. Wij zien in werkelijkheid geen perspectief. Toen Scorel het uit Italië meebracht en het mode werd richtte dat rampen aan.
Later zagen kubisten en anderen dat in. En gingen te rade bij 'primitieve' Afrikaanse kunst.

 ps. Het nieuws: maandag as. komt uit Rome ook het beroemde portret van Scorels geliefde Agatha van Schoonhoven naar Utrecht. Dat, en zijn koppen van boerenkinkels met mutsen, wil ik zien.       

Meneer Foppe

Wim de Bie is terug

Hoe lang zou ie het uithouden?Op 18 mei vorig jaar verscheen z'n laatste bijdrage op Bieslog.Nu is ie terug. Een nieuw Meneer Foppe-boek, ''Meneer Foppe & de hele reutemeteut'' heeft als vanzelf tot een foppelog geleid. Wim schrijft: ''Het begon toch weer te kriebelen. Elke dag maak ik nu iets voor het Foppelog. (Oorspronkelijk ter promotie, nu als weblog.)''Ik, als lezer, ben de koning te rijk. ''Meneer Foppe is de Nederlandse Oblomov'' schreef ik eens over de meest onderschatte figuur uit onze letteren. Enfin, lees zelf, op Foppelog van gisteren staat:

dinsdag 31 maart 2009 19:22 | foppelog

Soms is meneer Foppe onderweg van supermarkt naar huis, wanneer zich een kleine boodschap aandient. Tegelijk groeit de fatale zekerheid dat hij thuis ‘niet zal halen’. Gauw een openbaar toilet zoeken voor een noodstop - er zit niets anders op. 

Een café binnengaan, een kop koffie bestellen en pas dan naar het toilet snellen, is voor meneer Foppe een onmogelijke actie, zo zeker is hij ervan dat de cafébaas er iets van zal zeggen. ’Het is toch echt niet de bedoeling dat u mijn café binnengaat enkel en alleen voor het toilet, meneer. Het toilet is er voor onze vaste gasten die meer bestellen dan een excuuskopjekoffie.’

Meneer Foppe is dus aangewezen op de toiletten in warenhuizen en op het station en als hij de poortjes en draaihekken is gepasseerd - hij heeft altijd enkele vijftigcents munten in de jaszak - kiest hij in het herentoilet nooit voor de urinoirs, maar altijd voor een wc die op slot kan.

Maar dan. Als hij de kleine boodschap tot zijn grote opluchting kwijt is, begint de grote schoonmaak. Want meneer Foppe wil een eventuele volgende bezoeker niet de indruk geven dat híj het toilet zo vies heeft achtergelaten. Hij trekt een flink eind wc-papier en neemt alle spetters op bril en randen af, ook al weet hij zeker dat het niet zíjn spetters zijn. Maar ook de vloer, met links en rechts plasjes naast de pot, krijgt een grondige schoonmaakbeurt. En ook dat zijn zeker niet meneer Foppe’s eigen plasjes. Hij poetst en boent tot alle sporen zijn verdwenen. De pot glimt, de vloer is droog.

Ja, het is een smerig karweitje, het opruimen van andermans kleine boodschappen - en hij is soms op de rand van kokhalzen - maar de voldoening is groot als er inderdaad een volgende klant staat te wachten. ‘Gaat uw gang, hoor’, zegt meneer Foppe de deur uitnodigend openhoudend. 

Of hij zegt - en dan is hij in een uitstekend humeurtje: ‘Gaat uw gang, hoor, de kust is vrij!’

Tags: