Tijdschrift Extaze wijdde een nummer aan Frans Kellendonk (1951-1990). Die ik meemaakte als hij af en toe op de radio een nieuw verhaal las. Extaze brengt mooi in kaart hoe hij net als Gerard Reve tobde met het geloof na het geloof. En stelt vast dat voor hem - net als voor Reve - ironie een oplossing was. Ernstige ironie die hij 'oprecht veinzen' noemde.
Ironie kan voor een post-katholiek levensreddend zijn, je kunt je er in uiterste nood aan vastklampen. Zelf bezocht ik Hervormde zondagscholen en jeugdkerken, mijn grootvader was nog ouderling, maar mijn ouders bleven op zondagochtend in bed. Ik vergat god.
Toen het water me later eens werkelijk tot de lippen kwam, bedacht ik hem op mijn zeventiende opnieuw. In trance bad ik - bidden kon ik opeens - 'geef mij wat te doen'. Zodat ik later Gerard en Frans wel zo'n beetje kon volgen.
De geloofsgemeenschap waarin ik daarna terecht kwam was de vrijzinnig protestantse. Ik heb Gerard Reve verteld hoe ik de kern daarvan leerde kennen: de twijfel.
Mijn sollicitatie bij de Vrijzinnige Omroep was losjes. Op de laatste vraag na. 'O ja heb je een geloof' vroeg het hoofd radio. 'Goh, dat weet ik eigenlijk niet,' zei ik beduusd. Het klonk hem kennelijk als muziek in de oren.
'Ah, je twijfelt,' stelde hij vast.
Mijn opleider Peter Flik demonstreerde het bij een bijeenkomst in de jaarbeurs in 1967, waar door veel dominees werd gesproken. Eentje sprak langdurig over de Twijfel. Het publiek werd onrustig. Peter beende naar de telefooncentrale en weldra klonk uit de geluidsinstallatie de oproep 'telefoon voor de heer Twijfel'.
Lees Extaze, over de hoofdbrekens van Frans Kellendonk. Met tekeningen van Rens Krikhaar bij scenes uit zijn werk.