Hoe kan het dat ik niet uiteenval, in duizend stukjes? Soms denk ik dat nog te voelen. Die samenhang, weet ik nu, stamt uit de tijd dat ik nog een spons was. De spons in mij houdt me bij elkaar.
J.B.Matto was met diepzee onderzoekers Anna en Erik mee op sponzenonderzoek, op de riffen voor de kust van Bonaire. En noteerde bevindingen van allerlei soort in een vermakelijk boekje. Onder meer over samenwerkende cellen.
Bevat ons lichaam nog sporen van spons? Het genoom van mens en spons is voor minstens 70% het zelfde. En we bestaan voor 75% uit vocht.
De spons blijkt een mirakel: 'Hij vormde als een soort longen, hart en lever de basis voor een leefbaar rif en overigens van leven überhaupt.'
Op de meeste vierkante meters aarde is nog nooit iemand geweest, leer ik. Er wordt gedoken. We zien wat op een landschap van schoorstenen lijkt uit een vervlogen industrieel tijdperk: 'Anna legt uit dat het een complete fabriek is die zo'n 15 liter water per seconde absorbeert, filtert en uitscheidt.'
Dat is de 'vatspons', een oerdier dat wel tweeduizend jaar oud kan worden. Het produceert behalve schoon water ook grote hoeveelheden voedsel voor vissen en andere dieren 'onder andere door zichzelf op te eten'.
Boven het 'fabrieksterrein' stijgen uit de bruine vaten een soort onderzeese rookwolken op. De voortplanting. 'Dat doen ze, noodzakelijkerwijze, ook nog eens allemaal tegelijk, de mannetjes dan, dus je zweeft op zo'n moment in een soort smog van sponzensperma.'
Waarom we ooit aan land kropen weet niemand. Met vissenvinnen aan land kruipen valt niet mee. Er moeten wel heel dreigende zeemonsters geweest zijn die ons het land op jaagden.