Stoeprand

Van mindere broodjeszaken werd gezegd dat ze er ''broodje stoeprand' verkochten. In ons keurige straatje, waar zelfs de latere Nobelprijswinnaar Gerard 't Hooft opgroeide (al mocht hij van z'n ouders niet buiten spelen, hoogbegaafd als hij al jong bleek) waren stoepranden meer obstakels in het straatvoetbal. Wij speelden met oude tennisballen, waarbij tuinhekjes doelen waren. Het speelveld, de strraat, werd dus op twee plekken onderbroken door een stoeprand. Maar dan. Johan Cruyff zou het je haarfijn kunnen uitleggen

Stel je staat midden op straat, hoe kriig je de bal dan de stoep op, naar het doel? Je kunt natuurlijk van een afstand proberen te schieten, met zijkant van je schoen, over de stoeprand heen, maar dat lukt niet vaak. Wat wij deden was de bal tussen beide schoenen nemen, dan eeen sprongetje maken en daar stond je, op de stoep, met de bal. 

Op den duur ontwikkelden we een spel waarbij iedereen een eigen hekje had, dat hij moest verdedigen. Tegelijk was je ook aanvaller. Wondermooi was het scoren. Je raakte dan de ijzeren plaat in het midden van het hekje, wat een schitterend geluid gaf: 'bloink'. Toen ik nog eens ging kijken bleken die hekjes bijna allemaal weg. Nee, echt sjiek waren ze naruurlijk niet. En het toenemend autoverkeer maakte ons hekjesvoetbal onmogelijk. Trouwens, waar zie je aan het eind van een straat nog voetbaldoelen op de muur getekend met daarin ADO?