De ordeverstoringen van Merijn de Boer

 De roman 't Jagthuys van Merijn de Boer is de vreemdste roman die ik in tijden las. Er zijn meer vreemde romans, maar daarin zit de vreemdigheid meestal in de opzet. Wanneer je de figuren en omstandigheden hebt leren kennen wordt het vreemde vertrouwd, zoals in Gullivers travels of Kafka's Proces.

 Maar de vreemdheid van 't Jagthuys zit hem niet in de hoofdfig­uren en hun omstandigheden. Die zijn juist heel alledaags, je zou de autist Binnert en zijn overbezorgde moeder overal kunnen tegenkomen, en ook de ingehuurde seksuele zorgver­leenster Vera is niet uitzonderlijk. Alles wordt in ‘t Jagthuys binnen de kortste keren gewoon.

 Het is, denk ik de manier van schrijven die bevreemdt. Dat begint al met de onbestaanbare achternaam van moeder en zoon. De Boer gebruikt stilistisch platitudes en fijnzinnigheid door elkaar. Thrillereffecten tegen literaire passages. Zodat je gaat denken, ja, hij heeft gelijk, zo grillig zitten mensen in elkaar. Een autist kan heel goed te­gelijk seksmaniak en geniale harpist zijn. Het een versterkt het ander. Seks aan de harp. Je denkt als lezer 'ja natuur­lijk'. Het zou eerder vreemd zijn als het niet gebeurde.

 En zo maakt Merijn de Boer je zoetjes bewust van je conditioneringen als lezer. Je gaat mee. Waarheen?

 Een ding dringt vooral tot je door, dit kan niet goed gaan. Maar wat is goed. Als schrijver, lezer en figuren zich tenslotte uit het boek terugtrekken gaat de wind liggen. Maar de ordeverstoring werkt na. 

Tags: 

De ijzeren broek van Merijn de Boer

 Kuifje-tekenaar Hergé legde me eens uit hoe je het onwaarschijnlijke geloofwaardig kon maken. Sindsdien noem ik dat de wet van Hergé. 'Alle details, heel de achtergrond moet kloppen,' zei hij. ' Pas dan zul je geloven dat Jansen en Jansens hun vreselijke val overleven en er met hooguit een pleistertje vanaf komen.

 Zo bereik je bij de lezer de gewenste 'temporary suspension of disbelief'. Hergé tekende heel het album De zwarte rotsen opnieuw nadat Engelse briefschrijvers hem hadden gezegd dat onder meer het schotse rokje dat Kuifje draagt en een locomotief niet klopten. 

 In zijn nieuwe roman 't Jagthuys gaat Merijn de Boer vergelijkbaar te werk. Heel de introductie is zeer gedetailleerd. De hoofdpersoon rijdt met de bus van station Breukelen voorbij Nieuwersluis en gaat op bezoek in een buitenhuis. Zover niks ongewoons, behalve dat een schep dient als deurklopper. De bewoonster heeft een verontrustende naam, maar zoiets kan. Ook is er een zoon die zich verstopt. 

 Bezoekster en moeder praten over ditjes en datjes. Er wordt thee gedronken.

 Dan blijkt dat de bezoekster gekomen is voor deze vijfendertigjarige zoon, die opgegroeid is met een 'scheve heup'. Waarna de moeder en passsant zegt: 'We hebben hem een ijzeren broek om moeten doen'.

 Nu blijkt waarom de bus van Breukelen hierheen is gereden. De ijzeren broek is nooit meer uitgegaan. Een ijselijke variant op de Zander-therapie, die het verhaal naar een andere wereld tilt.

 De moeder zegt: 'Ik wil dat mijn zoon seksueel gezond wordt.'

 Als de bus niet zo secuur vanuit Breukelen was komen aanrijden en de thee gedronken was een wending als deze onvoorstelbaar geweest. Nu moet ik verder lezen.