Zitten (voor Rudy K.)

 Het pornonummer van Tirade ontstond uit de vraag van Rudy Kousbroek naar betere pornofilms. Het moest mogelijk zijn ‘in zestig seconden een situatie te scheppen die maakt dat je de daarop volgende handelingen ervaart als een vervulling..

 Bestaat er zitporno? Al sinds mijn tantes Karin en Nel ben ik geobsedeerd door het vrouwelijk zitten. Te beginnen het gaan zitten. De tante komt binnen, kijkt de kamer rond. Er wordt haar een stoel aangeboden maar ze verkiest een andere. Ze is het type vrouw dat optreedt waar ze ook gaat, zich erop kleedt en opmaakt voor ze de deur uit gaat.

 Waaraan moet haar stoel voldoen? Ten eerste in het licht staan, zodat ze er goed in uitkomt, de bekleding contrasterend met wat ze draagt. Vanochtend, dit bezoek voorziend, heeft ze voor een lichte rok gekozen, wetend dat ze in deze bruinleren fauteuil terecht zou komen.

 Wat of ze drinken wil? Gin tonic. Langzaam laat ze haar achterwerk neer in het zitcomfort, uitgezocht op erin wegzakken, waarbij de knieën omhoog steken en de rok wat opschort, zodat het in gespeelde kuisheid omhoog sjorren aan de zoom in het zitten kan worden opgenomen. Voeg hierbij het delicate 'gaan verzitten'. Waarbij op goed gekozen momenten het ene been over het andere geslagen wordt. De kousen schuren  hoorbaar over elkaar.

 Dan komt het moment dat ze vraagt of men er bezwaar tegen heeft als ze haar schoenen even uitdoet, ze knellen na zo'n dag op hakken. Soepel vouwt ze haar benen onder haar kont.

Zoiets Rudy?

Tags: 

Porno

 Tirade heeft een pornonummer uitgebracht. Aanleiding is het stuk 'De troost der pornografie' van Rudy Kousbroek, geschre­ven in 1984, de tijd dat seksuele revolutie en feminisme aan de zelfde keukentafels ontbeten. 

 Kousbroek wilde de porno-industrie bevrijden van de Jaco­bse en Van Es-achtige exploitanten. Er van over­tuigd dat 'het mogelijk moet zijn om adembenemend mooie por­nografische films te maken'. Lukt dat in de literatuur? Hij noemt Bataille (sommige hoofdstukken) en Kawabata Yasuna­ri. Magertjes. Geen de Sade? Nee geen Sade.

 Eigenlijk leert deze Tirade wat ik wist. Hoe meer er verstan­dig over gesproken wordt, hoe minder het werkt. Porno hoort 'onder de toonbank': een cd van de markt, inter­net, een van de dertig televisiekanalen op een Italiaanse hotelkamer, een 'boekje' dat naar ver­zuurd papier riekt. Porno sterft als ie aan het daglicht komt. Hoe en waarom lees je in Tirade bij Tijs Goldsc­hmidt en Karin Amatmoekrim ('Kunstzinnige porno werkt niet').

ps. Vreemd dat Tirade het oorspronkelijke stuk van Kousbroek - waar alle scribenten op reageren - niet afdrukt.

Koperen Luistertrompet (1)

 Met Rudy Kousbroek heb ik het er nog wel over gehad. De eerste keer zaten we samen op de gang bij een uitgeverij, binnen werden toespraken gehouden.

 'Ik versta er toch niks van,' zei Rudy. 'Ik ook niet,' zei ik. We raakten in gesprek over doofheid. 'Je kan beter blind zijn,' zei Rudy, 'je weet wel waarom.' 'Zeker,' zei ik, 'blind is tragisch.' 'En een dove is een idioot. Doofheid is belachelijk.'

 Ik vertelde hem van mijn stripheld professor - hoofd bonkt wordt roodvonk, grappig - Zonnebloem. Dit alles herinnerde ik me toen ik de kunstverzamelaar Otto Schaap tegenkwam, die me onder m'n neus duwde wat ik onmiddellijk herkende als de 'koperen luistertrompet' die door Gerard Reve beschreven wordt in de Avonden. Een handig instrument, omdat je het luister­gedeelte voor de mond van de spreker kunt houden. Ik sprak keurig in de beker van de trom­pet.

 Immers een elektronisch hoortoestel heeft z'n microfoontje op een veel onvoordeliger plaats zitten: achter het oor. Zodat de stem van de spreker eerst een heel stuk akoestische ruimte - vol omgevingsherrie - moet passeren voor hij wordt opgevan­gen en versterkt.

Yves Klein

 De schilder (1928-1962) die in 1957 uitkwam op het ultramarijnblauw, omdat hij ontdekte dat die kleur een nabeeld ach­ter­laat 'dat de toeschouwer doordrenkt', schreef ook gedich­ten. Zoals ik ontdekte op de verrassende expositie 'Parijs', over de hoofdstad van de kunst tussen 1900 en 1960 in het Haags Gemeentemuseum. Opeens zag ik daar het handschrift van Gerard Reve en een foto van hem en vriend Rudy Kousbroek, die in de lichtstad woonde. Reve vertaalde Yves Kleins 'Kom met mij in de leegte' (1957):

Steeds wanneer ik aan u denk

droom ik van onze vacantiedagen

toen wij, de armen  om elkaar geslagen

de wegen volgden

herinnert U zich nog

hoe ons pad steeds lichter werd

en alles begon te verdwijnen

de bomen

de bergen

de zee

en ook de bloemen

rondom ons was niets

opeens eindigt ook de weg

we staan aan het einde der wereld

zullen we teruggaan

nooit

Kom met mij in de leegte

Want U, U droomt toch ook

van de leegte, onze oneindige liefde

Ik weet dat wij zonder een woord te spreken

ons zullen storten in de afgrond

die onze liefde redt

de leegte wacht op onze liefde

zoals ik U elke dag verwacht

Kom met mij in de leegte.

Frank Koenegracht (2)

Donderdag verschijnt de nieuwe bundel van Frank Koenegracht 'Lekker dood in eigen land'. Waarin dit 'epigram'. Opgedragen aan z'n vriend Rudy Kousbroek.

Voor Rudy
 
Als je dood bent op een dag
blijven de lampen rustig in hun fittingen
en ook de wc kan je gewoon doortrekken.
Wel voorzichtig want
het vlottertje werkte al niet goed.
Alles doet het nog: bijvoorbeeld
de overdrijvende wolkenvelden
en de matige tot krachtige tijdelijk harde
tot zeer harde wind uit uiteenlopende richtingen.
 
Vrijdag in de Avonden meer.
 

foto Serge Ligtenberg, in de damp het silhouet van Sarah Hart

Rudy Kousbroek kookt

Rudy Kousbroek wist niet alleen alles, hij kón ook alles. Z'n lezers is ‘t bekend: op het Internaat werd hij in z'n jeugd IWA (Ik Weet Alles) genoemd, maar zijn handvaardigheid is minder bekend. Hij heeft me leren schieten met een perfecte, zelfgemaakte katapult.

In het nieuwe nummer van tijdschrift De Gids dat - een jaar na z'n dood - aan hem gewijd is heeft z'n vrouw Sarah Hart zeven foto's van Rudy toegelicht. En daar zie je het meteen: altijd in de weer. Hij wist van oude auto's, speelde piano, bouwde zelf z'n boekenkasten (op de gewenste maten), hij heeft zelfs een heel huis gebouwd. En, hij kon koken, Indisch natuurlijk. Zonder recept, dus steeds anders.
Dat had hij uit het Jappenkamp, je kookte wat er was.
Sarah verhaalt hoe hij tijdens een demonstratie op de Pasar Malam in Den Haag een gezelschap uiterst deskundige Indische dames verbijsterde door in z'n schotel corned beef en jackfruit te verwerken. Interrupties duldde hij niet. En waarachtig, toen ie klaar was stonden de dames in de rij om te proeven.

Verder mooie stukken van K.Schippers en Tijs Goldschmidt, die de Kousbroeklijn inzake religie kundig doorzet tegen Bas Heijne en Willem Jan Otten. 
 

Köln, Neumarkt, jaren '20, tijdens de voorbereiding van het Carnaval

Irmgard Keun (2)

 'Precies de weg weten in een huis dat niet meer bestaat,' luidt het Rudy Kousbroek-cliché.

 Lezend in 'Gilgi, eine von uns' het debuut van Irmgard Keun. wandel ik door het Keulen van 1932, een stad die niet meer bestaat, zoals de meeste Duitse steden. Na de door de geallieerden in de laatste oorlogsfase aangerichte vuurstormen bleef weinig over.
Toch, samen met de kwaaie Gilgi ontvlucht ik het beroemde Kölner Karneval, over de natte kasseien van de Neumarkt, Mittelstrasse, Rudolphplatz en Aachener Strasse om te landen in de Konditorei waar straks opeens.
Het had gisteren geschreven kunnen zijn. Behalve dat de ongelooflijk preciese détaillering in straatbeeld, interieurs, kleding en al die van een andere tijd is. Ik ben in Keulen, in 1932. Onmogelijk.
 Niet alleen is het een boek, iedereen dood, en ook heel de oude stad is verdwenen. 
Toch lopen er in het Duitsland van nu mensen rond in niet meer bestaande steden waar zij precies de weg weten.
Je hoort er nooit iemand over.
 

de zingende honden
In z'n tuinhuis

Rudy Kousbroek

Binnen een uurtje verdween vanmorgen bij de uitzending van Wim Brands heel de boekenweek in een enkele afwezige: Rudy Kousbroek.

Een jaar na z'n dood begint door te dringen wat met hem verloren is gegaan. Ik herinner me een gesprek bij hem thuis over de werking van de hersenen. Rudy wees tenslotte met z'n vinger op z'n schedel en zei: 'En dan te weten dat alles wat hier ligt opgeslagen straks verdwenen is.'
Je kon moeilijk zeggen ''t zal wel meevallen.'
Wat ik mis: z'n associatievermogen. Hij kon de meest uiteenlopende onderwerpen met elkaar in verband brengen. Neem de Zingende Honden (Don Charles and his Singing Dogs) die mij de radioman en hem bijeenbracht. We deelden een onbegrijpelijke ontroering om de geknipte blafjes waarmee deze onbestaanbare dieren hun liedjes zingen.
Ik kon Rudy vertellen hoe het wonder - eind jaren '40 -
tot stand kwam: Don Charles nam talloze hondenblafjes op, op magnetofoonband. Rangschikte ze op toonhoogte. Waarna hij de blafjes op de plaats van de muzieknoten monteerde. Tenslotte draaide hij het resultaat af en liet een orkestje meespelen. 
Rudy in tranen, telkens weer.
Wat ons allebei het meest bleef verbazen was de ontroering die de honden steeds weer bij ons teweegbracht.  
En wat ik zag was hoe in de Zingende honden heel de Rudy Kousbroek-thematiek samenkwam: poëzie en techniek reikten elkaar de hand, mens en machine.. In een niet te stuiten menselijke ontroering om dieren.
Rudy Kousbroek: iemand die poëzie en natuurwetenschappen in zich verenigde, en ze met elkaar wist te verzoenen.

 

Tags: 
Rudy Kousbroek op de weranda in z'n achtertuin

Het meer der herinnering

Vrijdag na zevenen komt Evelien van 't Wout in de Avonden praten over haar verzameling teksten van 'ooggetuigen' uit het oude Griekenland. Vragen te over.

Zo zijn er dunne gouden blaadjes gevonden met instructies voor wat te doen als je na je dood de onderwereld betrad. Er werd ook daar vrij snel een onderscheid gemaakt tussen goeden en slechten, maar dan.
Pasgestorvenen hadden een verschrikkelijke dorst. Onder de goeden kon je je onderscheiden door juist niet van de eerste de beste bron te drinken. Je moest wachten met drinken tot je wat verderop kwam bij het 'Meer der Herinnering'.
Daar staan bewakers bij die vragen wat je komt doen. De instructie zegt dat je moet antwoorden 'Ik ben een zoon van de aarde en de sterrenrijke hemel. Geef mij snel koud water te drinken uit het meer van de Herinnering'.
Dan kom je goed terecht.
Want, staat er, 'daarna zul je heersen met andere heroën'.
Maar hoe gaat dat in z'n werk? De tekst breekt af. Er staat nog 'Dit is het werk van de herinnering (...) omwikkeld in duisternis...'.

Nu kom ik iets dichter bij de titel van de vijfde bundel Anathema's van Rudy Kousbroek, 'Het meer der herinnering' (1984).
Maar.. Maar?
 

Tags: 
Carl Michael Bellman (1740-1795)
Rudy Kousbroek (1929-2010)

In Memoriam Rudy Kousbroek (3)

Gisteren, op Nieuw Eykenduinen in Den Haag, waar Rudy nu begraven ligt, werd een lied gespeeld van de Zweedse zanger en liedjesschrijver Carl Michael Bellman (1740-1795).

Kousbroek heeft in 2001 in onze Music-Hall een voordracht gehouden over Bellmann en toen ook dit lied - uitgevoerd door Cornelis Vreeswijk - laten horen. De tekst staat nu in z’n bundel ‘Restjes’.
Bellman, nog steeds de grote man in de Zweedse liedtraditie.
Zijn belangrijkste werk zijn de 'liederen van Fredman' en de 'Epistels van Fredman', waaronder veel caféliederen. Seks en drank staan bij Bellman altijd in het licht van de eindigheid.

Fredmans Epistel No 81 (1789 of '90).
Fredman en Movitz begraven een herbergierster.

Kijk Movitz, mon frère, kijk hoe onze schaduw
Zich oplost in het donker,
Hoe het goud en paars op de spade, daarginds,
Verandert in gruis en vodden.
Charon wenkt ons van over zijn bruisende stroom,
En dan, driemaal, de doodgraver zelf;
Nooit zul je je druiven meer persen!
Daarom, Movitz, help mij tillen
Deze grafsteen over onze zuster.

Ach, schuur van verlangen, verscholen
Onder de ruisende takken,
Waar de tijd en de dood mooi en lelijk
Tot één stof verenigt!
De afgunst, die weet tot jou nooit de weg,
Het geluk, anders zo snel en gewiekst,
Dwaalt nooit tussen de graven.
Zelfs de vijand met al zijn geweld, denk je in,
Ontdoet zich daar vroom van zijn pijlen.

De kleine klok luidt door het gedreun van de grote,
De Cantor staat bij de groenomkranste poort,
En onder het snerpende bidden van de jongens,
Heiligt deze plek.
Een pad naar de tempelstad, met graven versierd,
Wordt getreden in de vergeelde bladeren van de rozen,
Tussen vermolmde planken en draagbaren;
Totdat de lange rij in het zwart
Diep zich buigt, in tranen.

Zo ging ter ruste, van vechten en feesten,
Ruziemaker Löfberg, je vrouw;
Daar in het gras, met je lange hals en mager,
Sta je nog terug te kijken.
Van de Bomen van Danto nam zij afscheid vandaag,
En met haar, al de vrienden van vroeger.
Wie zal nu over de fles bevelen?
Van dorst verging zij en verga ook ik,
Van dorst vergaan we allemaal.

Tags: 

Pagina's