Baudelaire en de duivel

 Hij stierf op zijn 46ste. Van wat hij nog wilde schrijven hebben we alleen aantekeningen. Maar er valt veel te raden voor wie 'mijn hart blootgelegd' leest:

 'Ieder mens belichaamt op elk moment twee gelijktijdige smeekbeden, de ene gericht tot God, de andere tot Satan. Het aanroepen van God, of spiritualiteit, is een verlangen om op te klimmen in rang; het aanroepen van Satan, of dierlijkheid, is een lust af te dalen, in verband te brengen met deze laatste drijfveer zijn liefdes voor vrouwen en vertrouwelijke gesprekken met dieren, honden, katten enz.'

 Zo kom je bij zijn afkeer van de weldenkende, ‘sociale’ schrijfster George Sand, die het geloof in de Hel wil afschaffen, waar Baudelaire – net als zijn vriend Félicien Rops - juist zo aan verknocht is.

 'We moeten niet denken dat de Duivel alleen geniale mensen in verzoeking brengt. Weliswaar minacht hij imbecielen, maar hij versmaadt hun medewerking niet. Integendeel, hij verwacht heel veel van hen. Neem George Sand. ze is vooral, en meer dan wat ook, een onnozel schaap; maar ze is bezeten. De Duivel heeft haar wijsgemaakt dat ze moest vertrouwen op haar goede hart en haar gezonde verstand, zodat ze alle andere onnozele schapen kan wijsmaken dat ze op hun goede hart en hun gezonde verstand moeten vertrouwen. Aan dat stompzinnige schepsel kan ik niet denken zonder een zekere rilling van afgrijzen. Moest ik haar tegenkomen, dan zou ik haar vast een wijwatervat naar haar kop slingeren.'

Tags: