De kwaal van Flaubert

Gustave Flaubert wilde meer dan al beroemd worden. Dat leer je uit de brieven van voor hij zijn debuut Bovary publiceerde. Maar tegelijk ook niet. Hij ontweek Parijs, ontweek de literatuur, woonde bij zijn moeder in een dorp bij Rouen. 

 Uitbrengen of niet? Het gebeurde pas toen hij 36 was, in 1857. En ja, er kwam een proces, wegens schending van de goede zeden en belediging van de Katholieke kerk. Aan zijn jonge vriend Maxime du Camp (diens brieven zijn er ook in Privé-domein) schreef hij in 1851, vijf jaar voor het verschijnen van Bovary:

 ''k Zal veel moeten doen dat mij tegen de borst stuit en dat me al bij voorbaat meelijwekkend voorkomt. Welnu, ben ik voor al die dingen geschikt? Als je alle onzichtbare draden van apathie die mijn lichaam gevangenhouden eens kende, en al de mist die in mijn brein hangt! Dikwijls voel ik me, wanneer ik wat dan ook moet doen, doodmoe van verveling, en het lukt me pas na grote inspanning het meest heldere idee te vatten. Mijn jeugd (waarvan jij alleen het einde hebt gezien) heeft me voor de rest van mijn leven in ik weet niet wat voor opium van ver­veling gedr­enkt. Ik haat het leven. Het hoge woord is eruit en het blijve zo! Ja, het leven en alles wat mij eraan herinnert dat ik het moet ondergaan. Ik word kotsmisselijk van te moeten eten, me aankleden enz. Ik heb dat overal, in alles, door alles, in Rouen, in Parijs, en op de Nijl met me meegedragen.' 

 En tegelijk bleef er jarenlang de verleiding van de gedroomde roem. Bestaat er een woord voor deze kwaal?

 Als het boek verschenen is - eerste tijdschrift-aflevering - schrijft  hij aan Feydeau: 'Ik heb met genoegen gemerkt dat de boekdrukkunst je de keel begint uit te hangen. Het is volgens mij een van de smerigste uitvindingen van het mensdom. Mijn weerstand heeft 35 jaar geduurd, en op mijn elfde kladde ik al papier vol. Een boek is bij uitstek iets organisch, het is een deel van onszelf. We hebben een paar darmen uit ons lijf gerukt en die zetten we de burgerij voor.'