'Zoete pap' is de titel van een 'sprookje' van Michael Saltykov‑Sjtsjedrin (1826‑1889) over 'kiselj', een dikke pap van melk en veenbessen of ander fruit. Mijn vriend Johnny van Doorn noemde zijn autobiografie 'Oorlog en pap' omdat hij als naoorlogs kind was grootgebracht door een moeder de hem pap voerde terwijl ze hem vertelde over de oorlog.
Ook ik kreeg elke dag pap. Ik weet waar ik het over heb.
Op maandag havermout als toetje, op dinsdag griesmeel met rozijnen, op woensdag karnemelkse, waar je je naam met stroop in kon schrijven. Op donderdag yoghurt met verkruimelde beschuit, op vrijdag rijstepap met bessensap en op zaterdag broodpap. De kroon spande een beschuit waarop steeds meer warme melk werd uitgegoten, tot hij zo groot werd als het hele bord.
Op zondag was er vanillevla met vruchtjes uit blik, die de kinderen logischerwijs 'puddingpap' noemden.
Waarom? Aardappelen, vlees en groente waren niet voedzaam genoeg. Later kwam een alternatief: soep vooraf. Het soepgezin ontstond
Bij Saltykov‑Sjtsjedrin wordt ook pap gegeten tot het gezin er genoeg van krijgt. Pap is niet sjiek. De pap wordt aan de varkens gegeven.
Ook bij mij thuis verdween de pap en werd vervangen door corn flakes, die het pleit wonnen omdat ze kraakten. Pap kraakte niet.