Een zeldzaam bezit is het 'Album' van Rolina Nell, de schilderes en tekenares van vrouwen en meisjes, dat vandaag bij mij in de bus viel. In dit boekje geen gezichten. Alleen wat ze omringt, kleren, haren, zodat je naar ze kunt raden.
Alsof de personages zich verbergen. Hun verlegenheid hebben losgemaakt.
Die verlegenheid is verdwenen in het afzakken en ophijsen, het rimpelen en slobberen, in het ongemak van de omgang met het eigen lijf. Dat je terugbrengt naar de strijd om 'pasvorm', die mannen al in de middeleeuwen streden. De technieken om stoffen met de naden tegen elkaar in te weven, zodat ze zich strak zouden trekken. Het effect van wat nu 'stretch' heet. Ach, de schilders konden lubberende kleren wel de goede vorm geven.
Wat ik van Rolina Nell zag, kortgeleden in Charlois liet de onverwachte kanten van het vrouwen -of meisjes- lichaam zien. Te beginnen met de achterkant. Het onelegantste lichaamsdeel, de knie. En dan de houdingen: het wassen van haar van voor en achteren in een emmer. Het uitdruipen.
De oude, onelegante tijd komt boven. In het wollen zwempak, de Oostduitse kunststof. Zo zie je meisjes en vrouwen die proberen aan hun ongemakkelijk zittende kleren te ontsnappen.
Is het lelijk? Nee, het ongemak wordt een tweede natuur. Het onhandige jongemeisjes achtige, het proberen een jongen te zijn. Het op hun handen staan, waardoor hun rokjes omlaag vallen.
De elegantie van het ongemak.