Hergé kon geen Nederlands spreken, wel lezen, dat merkte ik toen bij m'n eerste bezoek aan z'n studio op de Avenue Louise m'n Kuifjestukjes voor hem op tafel lagen. Met strepen erin.
Zijn moeder en grootmoeder spraken thuis in Etterbeek met elkaar Marols, het Brussels dialect. En het was daar, zo blijkt nu, dat de bron ligt van de taal die in zijn Oost-Europese fantasieland Syldavië wordt gesproken. Wapenspreuk: 'eih bennek, eih blavek', hier ben ik, hier blijf ik.
Nu is er een wetenschappelijk doortimmerde, Syldavische grammatica verschenen van de Engelse taalkundige Mark Rosenfelder. Waaruit blijkt dat Hergé het Syldavisch, meer dan ik ooit dacht, echt taalkundig consequent heeft ontworpen en gebruikt. De wet van Hergé revisited: als de details maar tot in de puntjes kloppen kan op de voorgrond de vreemdste slapstick gebeuren en toch geloofwaardig zijn.
En zo is slaszeck altijd een vleessoort, szprädj een rode wijn en Czestot on klebcz betekent 'Dat is een hond'. Hoewel in de Nederlandse versie van vertaler Bob de Moor Bobbie een Foxsz is geworden. Is het Syldavisch van Hergé of van de Nederlandstalige de Moor? Of van allebei?
Toen ik in 1971 bij Hergé was had ik hem hier natuurlijk naar moeten vragen. Je herkent toch meestal Vlaams, zegt Rosenfelder. Neem deze zin, uitgesproken door een agent: 'Güdd.. Zrädjzmo.. Zsálo endzoekhoszd..' Ik maak ervan 'Goed.. rijenmaar..' Maar Rosenfelder denkt 'tot later'. Ik prevel hardop, hoor Hergés moeder en grootmoeder. Maar nee. Wie?
ps. Erwin Keustermans heeft meteen het antwoord: 'Salut en de kost (betekent o.a. ik ben weg). En het eerste hoort hij als 'zetjemaar', maar dat zou Westvlaams zijn en geen Brussels..