Mijn oog is mijn oog, nooit zal ik weten of wat ik ermee zie het zelfde is als bijvoorbeeld Philip Akkerman.
Ik gebruik het enkelvoud. Zoals Philip aan de deur van de Amsterdamse Torch-galerie ook deed, waar hij aan elke bezoeker een zwart ooglapje uitreikte met daarop in zilver getekend een enkel oog. Zijn duizenden zelfportretten monden hier uit in één zelfoog.
'Weltauge' heet zijn tentoonstelling, naar Schopenhauer, die een eeuwige blik veronderstelde, gericht op ons, tijdelijke, sterfelijke aardbewoners.
Weer lig ik in bed, kan niet slapen en wrijf in mijn oog, net zo lang tot ik na het zwart eerst rood zie, dan oranje en tenslotte het eeuwige patroon van het kiezelbeton in de portiekwoningen aan de Vlierboomstraat. Een Haagse straat die Philip net zo goed kent als ik. Maar of zijn oog daar het zelfde kiezelbeton ziet als het mijne zullen we niet weten.
Morgen zal ik hem vragen naar de Vlierboomstraat en de eeuwigheid. En vrijdag 20 september is ons gesprek te horen in de Avonden.