Wim Brands is een boerenjongen. Je ziet het aan z'n manier van lopen, altijd over een erf. Niet veranderd sinds de stad z'n erf werd. Ruimte, afstand zit er in, net als in z'n gedichten. Zo:
Ik hou van paarden
omdat ze uit
badkuipen
drinken
Of zo:
Mijn vader zat elke avond
achter het huis
Het verveelt nooit zei hij
Het uitzicht is altijd
anders.
Alle tijd van de wereld. Alle zicht. Het mooist is dat van de dakdekker:
Voor hij begon met repareren nam hij de omgeving in zich op:
de tuinen, het weiland, de huizen aan de zoom,
het bos, de paarden die op stal wilden,
en dacht na over wie hier voor hem zaten. Hoe spraken zij
in zichzelf, zo hoog? En hoe zag de hemel er die dag uit?
Helder? Zwanger van komend noodweer?
Nagel in de mond vroeg hij zich af of ook zij het verlangen
hadden gekend een bericht achter te laten voordat zij begonnen met het bedekken van het dak.
Een regel gekrast in lood.
(...)
Lees verder in z’n nieuwe bundel 's Middags zwem ik in de Noordzee.