Rijnbar

 Marcel van Eeden is soms een Hagenaar in Amsterdam. Als tekenaar treft hij in de stad waar ik als oud-Hagenaar onderkomen vond de bouwsels van de Amsterdamse school, meest in Amsterdam-Zuid.

 En nu stuurt hij me zijn nieuwe boek THE RIJNBAR. Die bar moet in de Rivierenbuurt zijn, en ja, het adres is Rijnstraat nummer 1. De bar bestaat.

 Nu rij ik al jaren de stad uit langs de Van Woustraat, over het Amstelkanaal, met dan meteen links op de hoek de Rijnbar.

 Wie - zo iemand - daar vroeger kwam weet ik niet, vermoedelijk niemand. Zo goed als de kleine Berlagiaanse paviljoens op de bruggen in Zuid jarenlang leeg stonden. Maar nu is daar opeens leven. Zoals in de Rijnbar. Het dode Zuid - ooit vol goede Berlagiaanse moed gebouwd - komt tot leven. De bouwstijl wordt opeens interessant, zodat er Italiaanse studenten bouwkunde ziet rondlopen. De vreemde doodsheid is aan het wijken. Er verschijnen lichtreclames. Er wordt opgeknapt. Maar de Churchilllaan blijft griezelig, achterhaald modernisme. Een ideale omgeving voor Van Eeden om aan te vatten. Hij doolde er al eerder rond, verderop achter De Wolkenkrabber. Hoe Haags is Zuid?

 Ik lees. En uit Marcels tekst en tekeningen rijst een thriller op: hier gaat iets gebeuren wat in Nieuw-Zuid nooit eerder gebeurd is.

Zygmunds Machine

 Is de titel van het nieuwste beeldverhaal van Marcel van Eeden. Tekst en tekeningen nemen je mee naar Fürth, een kleine stad in Bayern, in 1947.

 In het laboratorium van Zigmund GmbH aan de Jacobinenstras­se werkt Dr.Mac Intosh dag in dag uit verwoed aan een machine die.. Ja wat? Soms moet de koetsier uren wachten tot hij zijn laboratorium uit komt. Hij moet de tijd voorblijven.

Ik blader en denk aan Schopenhauers 'Die Welt als Wille und Vorste­llung'. Schopenhauer in het laboratorium,  dat gebeurt hier!

 Het organisme, het lichaam, groeit en verandert in dit laboratorium als verschijningsvorm van de wil.

Waar die vandaan komt? Van binnenuit, bij ieder van ons. Onophoudelijk. De wereldwil is overal, in het laboratorium, op straat, in de tram, in ons.

 Maar hoe krijg je die te pakken? Mac Intosh bouwt een 'Will Extractor' die eerst enorm warm loopt, maar tenslotte in gedroogde vorm een residu oplevert dat vervoerd kan worden en gebruikt. Gecondenseerde wil!

Tram

Wie is opgegroeid in een stad met trams weet wat Toon Tellegen bedoelt met het gedicht 'Tram' in de bundel 'Glas tussen ons'. Wie in zo'n stad woont wordt namelijk zelf ook een beetje een tram.

 'Ik ben een tram, sla onverwachts een zijstraat in.

Geen rails, geen bovenleiding.

Niemand zoekt naar een noodrem, niemand is bang.

Ik rijd de stad uit.

Mijn passagiers vragen zich af of ik een bestuurder heb, God misschien?

Of rijd ik uit mijzelf?

Het is een mooie dag

en ik rijd door bossen, valleien, steppes, dwars door rivieren, moerassen.

Er is gen halte meer, geen eindpunt, geen remise.

Ik bel als ik daar zin in heb en mijn passagiers schieten op vijanden

die aan weerszijden in hun gedachten opkomen -

ze zijn overmoedig, genieten volop, sneuvelen een voor een.'

 ps.Vanmorgen kreeg ik van Marcel van Eeden deze zeer Haagse tekening, met tram. Ik schreef 'Het is een Limburger', ooit door de HTM gekocht van een failliete Limburgse tramlijn. Die ronde achterkant, met kleine ramen, daar herken je ze aan.'

Tytgat In Schiedam

 De Belgen komen. Lang waren schilderende vertellers hier niet welkom. Maar na Paul Delvaux, Jean Brusselmans, Rik Wouters tellen ze in onze musea mee.

 Nederlanders als Jantien Jongsma, een Duitse als Andrea Freckmann, de tekenaar Marcel van Eeden, de beeldhouwer Frank Halmans kwamen al eerder. Ook zij geven hun leven de vorm van een beeldverhaal, zoals de Heiligenverhalen in de Middeleeuwen.

Het Schiedams Stedelijk brengt nu Edgard Tytgat, een tentoonstelling die overkwam uit Leuven. Zo leefde Tytgat, vriend van Rik Wouters en Nel, met zijn vrouw Maria in Vorst en Watermaal. 

Bijna liet hij als kind het leven in de draaimolen op de kermis. Wat er in z'n werk van overbleef was een heel eigen mengsel van spel en ernst. Met een passie voor heiligenverhalen, variété en kermistheater, die in zijn ogen een en het zelfde zijn. Zijn wereld opent zich al in titels als 'Voorspel van een castratie', 'Voorspel van een gebroken liefde' of 'Uitnodiging tot het paradijs'.

Na zijn vroege tijd maakte hij verhalen als over de Acht Vrouwen, een lichtvoetig De Sade-achtig verhaal in vele prenten, waarin alle vrouwen uit zijn kennissenkring voorkomen, opgesloten in een bordeelachtig, maar zeer vriendelijk klooster. De prenten liggen hier uitgestald.

Heiligen, modellen, familieleden, ze spelen allemaal mee in Tytgats heel eigen, vaak zeer geestige autobiografie.

Heel bijzonder in Schiedam is het verfilmde verhaal dat zijn vrouw Maria over hun beiden vertelt.

In zwart Nazareth

 Een man komt aan op het station in een kleine stad. In de tijd dat men nog per trein naar een provinciestad reisde 'voor zaken' en daar zijn intrek nam in het eerste het beste logement.

 Dat is wat tekenaar Marcel van Eeden hem laat doen in zijn beeldverhaal Circus Henny, nu te zien in het Stedelijk Museum van Schiedam. En dan eten. In een stad waar een circus in aantocht is.

 Marcel daalt in het verleden af zoals in al zijn werk, als in een onderwereld. Je wilt erin, legt hij op de begeleidende video uit, maar dat kan niet. Al komt hij met zijn tekeningen gebaseerd op oude foto's heel ver, dat verleden, er in kun je nooit. 

 Hij probeert het te ontsluiten met verhalen. Die hij eerst tekent en waar hij dan teksten bij vindt, uit literatuur van toen. Zoals nu uit Marsmans 'Tempel en kruis'. Daaruit stamt de wijzerplaat zonder wijzers, het 'vliegwiel van de tijd'. F.Bordewijk werkte er en noemde Schiedam in zijn roman 'Verbrande erven' zwart Nazareth. Ja, Jenever brand je.

 Marcel van Eeden maakte Schiedam tot hoofdpersoon van een hecht beeldverhaal. De zwartgeblakerde stad met zijn schansmolens als wachters en talloze jeneverstok­eri­jen waar het loon vaak in jenever werd uitbetaald.

 Circus Henny. Ik kan liet nalaten in de reiziger die de stad aandoet een tekenaar te zien. Die waar hij gaat circusvoorstellingen veranstaltet. 

Moderne kunst

 Wat is en blijft er zo grappig aan moderne kunst? In cartoons komt het onderwerp altijd weer terug. Het begon in Amerika bij Steinberg en anderen, en werd een standaard onderwerp. Marcel van Eeden weet er weg mee en laatstelijk vooral Gummbah.

 Die van geen ophouden weet. In zijn meta-cartoons. vol gezwijmel van kunstenaars en adepten. 

 Ooit was het 'dat kan m'n zoontje ook', wat veranderde in 'je mag er in zien wat je wilt'. Rorschach-vlekken doemden op. Wat je erin zag zei iets over jou. Daarna kwam de openlijke agressie, die zich bij VVD en PVV-politici uitte in het schrappen van subsidies.

 Een verhaal apart is Hergé. Ik was bij hem in Brussel op de Avenue Louise 162 en daar, in zijn werkkamer aan de achterkant hingen de moderne schil­derijen en beeldhouwwerken die hij verzamelde. Ooit wilde hij zelf kunstenaar worden. Toen het strips werden veranderde de schilder Georges Remi zijn naam in Hergé (Remi, Georges).

 In zijn laatste, unvollendete 'Kuifje en de alfa-kunst' (1987) is een kunsthandelaar van plan Kuifje te doden,  in polyester te gieten en als kunstwerk te verkopen. Strip en kunst ineen, heel letterlijk. De schetsen en wat dialoogregels werden later uitgegeven. De trekst bij het plaatje, waarop Jansen en Jansens binnenkomen terwijl Haddock de letter H (van Hergé, lijkt me) in handen heeft: 

JANSEN: Nee maar! Waar komt dat vandaan? Waar dient het voor?

HADDOCK: Het is een H. Het dient nergens voor!!! Het is Alfa-kunst, dat is het! En het dient nergens voor!

JANS(S)ENS: Aha! Ah ja! Ah! Ha, ha, ha, Ja, ja.

Beeldverhalen in Diepenheim

 Steeds weer doemt de strijd op tussen de tekening en het schil­d­erij. Terwijl ze toch onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Lange tijd was de tekening niet meer dan voorstudie, maar geleidelijk wordt hij in deze dagen weer een genre apart.

 De waarheid zit in de punt van een potlood luidt het oude gezegde. Tekenen dwingt tot directheid en eenvoud. Maar Marcel van Eeden zei me vanmiddag bij de opening van zijn tentoonstelling in het Diepenheimse Drawing Centre, waarvoor hij ook collega tekenaars uitnodigde: 'Vreemd, ik word nooit gevraagd voor de Stripdagen, terwijl ik toch beeldverhalen maak.' 

 Het blijven twee werelden. Marcel werd opgeleid aan een academie en ingedeeld bij de ernstige beeldende kunst.

 Daarom wellicht laat hij in Diepenheim nu - ook - prenten en series zien die dichter bij Robert Crumb staan dan bij hem. Zoals Cedric ter Bals (1990) die verwant is met Herge. Maar ook Maartje Schalkx, die op het lumineuze idee kwam om het kader van het fotograferende zaktelefoontje te gebruiken. Als was het een stripplaatje. 

 Het beeldverhaal met z'n vertellende opeenvolging van scenes, ook binnen een doek, bestaat al sinds de Middeleeuwen. Raken dan weer los van elkaar en naderen elkaar weer.

 Verhaal en beeld zijn tot elkaar veroordeeld. 

Marcel van Eeden in Diepenheim

 Morgen opent in Diepenheim de tentoonstel­ling die Marcel van Eeden maakte met tekeningen van geest­verwanten en twee nieuwe van hem zelf op groot formaat. Dat is nieuw. Formaat veran­dert veel. Ik zeg ook iets.

 Motto: 'I who make mistakes on the eternal typewrite­r' (Ginsberg). Mooi, als we schrijven doen we dat allemaal op die ene, eeuwige tikmachine, en we maken onvermijdelijk allemaal fout­en, onuit­wisbare. De machine onthoudt alles. Zo lees ik die regel.

 En dacht meteen aan W.F.Hermans en zijn boek Het evangelie van O. Dapper Dapper. Waarin de schrijfmachine uitgroeit tot een een vernietigende reuzenmachine in de Vijzelstraat.

 Marcel wilde vroeger schrijver worden. Is een lezer, heeft ook gewerkt als bibliothecaris. In zijn werk is het schrijven nooit ver weg. Immers, tussen tekst en beeld bevindt zich het verhaal. Al sinds de Middeleeuwen, in het tapijt van Bayeux en zo door.

 Vaak voorzien van tekst linten. Voorlopers van de tekstballonen.

 Marcel tekent de wereld van voor zijn geboorte (1965). Zijn werk lijkt een picturale pendant van de Temps perdu die  Marcel Proust probeert te achterhalen of beter opnieuw te scheppen. Met het verschil dat Marcel van Eeden zijn verloren tijd nooit gekend heeft. Kun je iets verliezen dat je nooit hebt gehad? Dat is het raadsel dat hij opgeeft.

 Hij voert je mee naar een hiervoormaals, waar men zijn ordelijke, alledaagse gang gaat zonder te weten wat wij weten, namelijk wat komen gaat. Niet veel goeds. 

Van Eedens Short Stories

 In de Van Nellefabriek kon ik het boekje Short Stories van Marcel van Eeden kopen. Met de hand stond er in geschreven dat ik nummer 239 had uit een oplage van 250 exemplaren. Het is nummer 1 van een serie in wording uitgegeven door de Duitse Salon Verlag. Verhalen om in te verdwalen. Zes in getal. Met titels als 'Eternal Soup and Sudden Clarity

 Wat ze gemeen hebben is manier waarop Van Eeden tekst en tekeningen gebruikt om spanning te maken. Dat doet hij onder meer met door de tijd dwalen.

 Het slotverhaal 'I am G.S.3, the killer of The Hague' opent zo: 'It was 1820, 1935 and 1952 all at the same time. The city's history floated by in a cloud of maps, drawings and narratives, and settled in 1949. Oswald Sollmann was still in Iraq.' Waarbij ik de Van Eeden-typografie noodgedwongen loslaat.

 Niets staat in deze verhalen vast. Behalve dat Marcel nooit de tijd na zijn geboor­tejaar 1965 betreedt. Daarvoor is hij vrij, in tekst en beeld. Er zijn weerkerende personages, er worden verhaallijnen gesuggereerd. Met als voornaamste leidraad de beeldenstroom die de tekenaar stuurt.

 Zo is er taart, vrij veel taart, in griezelig oneetbare kleuren. Van Eeden woont in Zürich, Konditorei en Kuchen zijn hem vertrouwd, net als Matthias Grünewald en stoomlocomotieven die aankomen en vertrekken. Treinenstad Bazel komt uitvoerig in beeld. Veel film noir. 

 Extra: op alle exemplaren schreef hij met de hand 'Misprint', naar zijn galeriehoudster me zei omdat hij het papier te glimmend vond. Moet ik dat geloven?

Antimaterie

 Van Marcel van Eeden kreeg ik het zeldzame boek Anti-materie, waarin hij vijf tekeningen maakte bij het gelijknamige, het laatste gedicht van Gerrit Achterberg (1905-1962). Waarin een 'ik' terugkeert naar zijn oude huurkamer en gebeurtenissen daar. Geschreven kort voor zijn dood. Marcel tekent de wereld van voor zijn geboorte (1965). Gedicht en tekeningen tonen de kracht van meubilair, stille getuigen van erotiek en meer. De eerste twee strofen, de eerste tekening van deze Anti-materie:

 'Onder de laag van het verhuurde,

in het oorspronkelijk gemuurte

knip ik de lichten aan. Het pand

tekent zich af naar alle kanten

intact; het toewegezen quantum

huisvesting van destijds

zoals het uitgemeten stond

binnen de leggers bij 't kadaster;

een strook particuliere grond

 

Van het plafond valt een stuk pleister,

eens in de zoveel jaar. De beits

aan radio en tafelvlak

vertoont de wasem mijner hand,

het vloertapijt een dameshak,

krassen de kachelglans;

de politoer schemertoestand

tussen weefselstructuur en geest.

Handvatten zijn ontvleesd,

drempel en sleutelgat aftands.

Gangmatten rafelen nog steeds

(...)'

 uitgegeven door de Statenhofpers in een oplage van 120 exemplaren. 

Pagina's