Ze

 Ze zijn er weer. Ik heb ze laten wachten, maar nu is het koud genoeg, vind ik als opperwezen. De blaren van de bomen zijn weg en ik zag ik ze bij wijlen al op hun favoriete uitkijkplekjes, de toppen van de esdoorns. Het heeft gevroren, ze hebben het verdiend.

 Sommige dragen een halsband, andere niet. Moet ik nog uitzoeken. Andere kleurverschillen zijn er in de snavels, van rood tot geel.

 Het overspronggedrag dat ik bij Tijs Goldschmidt leerde kwam van pas. Wordt iemand tijdens het eten verjaagd dan gaat hij zogenaamd rustig op de ba­lustrade van het balkon zitten en kijkt wat rond met zo'n gezicht van 'ach ja, ik kwam hier heel toevallig aangevlogen en nu zit ik hier even op m'n gemak. Voedsel? Ach nee, nu even niet. Pinda's ik?'

 Maar zodra er iemand opvliegt is ie er als kippen bij.

 Het eten doen ze liefst van boven af. Een intelligente opende een pindadop, haalde er een nootje uit en nam dat in z'n rechterklauw waarna hij er al hangend hapjes van nam. Of ie met mes en vork at.

 Ze laten concurrenten niet naast zich toe. Maar de pikorde heb ik nog niet kunnen doorgronden.

 Er kwam een Vlaamse gaai, maar die ontweek geschrokken de drukte. Duiven komen er al helemaal niet aan te pas. Die zijn hier te dom voor.

 Deze tros is vanavond op.

 Ik dacht meteen aan Matisse en Karin Hasselberg, toen ik ze zag zitten in de Esdoorntoppen. Die onovertrefbare silhouetjes.

Jong sterven

 Lezend, gravend in ‘Een schilder in Parijs', de biografie van Henri Evenepoel die maar 27 jaar oud werd en in 1899 plotseling stierf in het Parijs waar - bij hem om de hoek aan de Champ-de-Mars - een Wereldtentoonstelling werd opgebouwd.

 De eerste Metro zou er rijden. In de kunst was alles in beweging. Toulouse-Lautrec kwam bij hem langs, hij was bevriend met Matisse, ze waren jong, zoals het Parijs dat Eric Min schetst jong was. Het Parijs dat blijft bestaan in de Fleurs du mal van Baudelaire en het Passagenwerk van Walter Benjamin.

 Evenepoel leeft gelukkig, maar in het verborgene, samen met zijn nicht Louise, bij wie hij een zoontje verwekt. Hij schildert en fotografeert ze voortdurend. Zijn vader tracht vergeefs hem te bewaken.

 Hij blijft daarbij altijd de aardige jongen. Maar was hij nu werkelijk het grote talent dat velen in hem wilden zien? Dat is de enige vraag die hardnekkig boven dit voelbare tijdsbeeld blijft hangen. Vriend Matisse moet het zich al hebben afgevraagd.

 Evenepoel had een groot postuum succes in Parijs en Brussel. Zijn werk hangt in het Belgische paviljoen op de Wereldtentoonstelling en trekt Europa rond.

 Maar het boek eindigt met de aankomst van een jonge Spanjaard in Parijs. De Wereldtentoonstelling heeft dan al veertig miljoen bezoekers getrokken. Min schrijft: 'In het Gare d’Orsay – nu museum – klimt een mannetje uit de trein die hem uit Barcelona heeft aangevoerd. Samen met enkele kunstbroeders loopt hij richting Montmartre. Pablo Picasso is negentien, en ook hij zal de schilderkunst opnieuw uitvinden. De wereld heeft nog niets gezien.' 

Matisse en de parkiet

 Soms is toeval onweerstaanbaar. Wat Matisse aantrok in de parkiet laat zich raden. De parkiet is een 'grafische' vogel. Ik zie hem dagelijks. De manier waarop hij zit, altijd boven in een - in dit seizoen kale - tak laat zijn silhouet tegen de lucht af­getekend uitkomen. Of uitgeknipt.

 Heel die vanzelfsprekende houding, die rust en waakzaamheid tegelijk uitdrukt. Hij kan elk moment opvliegen. Een icoon. Waarvan? Het Stedelijk spreekt van Matisses 'oase'. De droomplek die de schilder zich schiep met zijn knipsels. En dan een sirene. In het vrolijkst denkbare palet. Geen harde tinten, ook geen pastel, iets daar wonderlijk tussenin.

 De parkieten die ik dagelijks zie en het knipsel van Matisse hebben een voorgeschiedenis. In december 2008 zag ik de grote Matisse expositie in Stuttgart, waar vooral zijn vrouwenportretten hingen. Nooit zoveel vrouwelijk gonzen gehoord op een tentoonsteling. Ah en oh..

 Eerder had ik Karin Hasselberg leren kennen, die in 2008 als eerste een schutting voor het Amsterdamse Stedelijk in aan­bouw had ontwo­rpen. Een schutting van 108 meter, langs de Paulus Potterstraat en de Van Baer­lestraat. Met materiaal uit de collectie van het museum. Ze koos werken uit twee catalogussen van het Stedelijk. In eentje uit 1984 kwam een fragment van 'De parkiet en de sirene' van Henri Matisse per ongeluk ondersteboven terecht. Dat gebruikte ze.  

 Wat parkieten nu eigenlijk voor vogels zijn ontdekte ik pas de laatste tijd, toen ze mijn balkon kwamen bezoeken. Ze hangen graag ondersteboven aan de pindastrengen die ik voor ze ophang.

 Zou Matisse zoiets ooit, eens, ergens op zijn verre reizen overkomen zijn? Natuurlijk. Sirenen zag hij ook elke dag.

Artist Textiles

 Ver van het voetbal, was ik vanmiddag in het Tilburgse Textiel­museum. Als kind al kon ik het niet laten stoffen te betasten. En daarmee, daardoorheen, de vrouwen die ze droegen. En nog zijn m'n vingertoppen rusteloos en blijf ik vragen welke stoffen, welke kleuren. En geven woorden van mijn moeder en tantes als 'vallen' en 'zitten' toegang tot de wonderbaar­lijke vrouwenwereld.

 De tentoonstelling Artist Textiles, Picasso tot Warhol, laat zien dat ik de enige niet ben. Heel de twintigste eeuw hebben kunstenaars - mannen zo goed als vrouwen - in samenwerking met modeontwerpers stoffen ontworpen voor jurken, rokken, sjaals.

 De kort naoorlogse tijd, toen de textielproductie weer op gang kwam bood grote kansen: moderne kunst bereikbaar en betaalbaar voor iedereen. Na de bloemetjesjurk kwam het 'fantasiemotiefje'.

 Sonia Delaunay, Matisse, Picasso (veel van hem), Henry Moore, Leger, Miró, Calder en last but not least Andy Warhol waagden zich eraan. Bedrukt katoen. Zeefdrukken. Zijn de fantasiemotiefjes verdwenen? Welnee, ze zijn onuitroeibaar. Ze verhuisden dit jaar naar de leggings, strak of recent weer wat wijder zodat het broeken wordemn. Nog niet ontworpen door Hadassah Emmerich, Gijs Frieling of Aukje Koks. Maar dat komt wel. De stoffenfabrikanten moeten nog een paar passen zetten. 

de Parisienne.. (jaar onbekend)

Kees van Dongen (1)

 Kees van Dongen was controversieel, zo lang ik me kan herinneren. Je noemde zijn naam en meteen zat er spanning in de lucht. Je was voor of tegen Kees.

 Van Dongen (1877-1968) groeide op in Rotterdam. In 1905 exposeerde hij op de Parijse Salon d'Automne, samen met Matisse en anderen die later de 'fauvisten' werden genoemd.
In het Rotterdamse Museum Boijmans begint op 18 september de overzichtstentoonstelling 'Kees was hier'.
Kun je voor of tegen geschilderde mooie vrouwen zijn? Toch wel, in de jaren '20 lag de Parijse lichtzinnigheid in Nederland slecht en tot vandaag zijn alleen maar schoonheid en elegantie zoals Van Dongen ze schildert voor de kritiek onvoldoende. Het 'schuurt niet' zou Hans den Hartog Jager zeggen.
 

 Ik ontdekte Van Dongen in het Musée d'Art Moderne, in de jaren '60. Parijs was de wereldhoofdstad van de mooie vrouw.  De droomstad van Nederlandse schrijvers en schilders. Ik kocht een fles landwijn met een plastic hoedje als dop en drie sterren in het glas en een stokbrood. Op een parkbank in het Luxembourg zag ik de vrouwen voorbijgaan, in het echt. 
Maar nu? Je hoeft na een TGV-bezoek aan Parijs maar weer een middag door Amsterdam te fietsen en je weet dat het voorbij is.
Dat zet de schilderijen van Kees van Dongen in een ander licht.

Model Matisse

Bij thuiskomst vind ik een - vandaag verstuurd - bericht van K.Michel waaruit blijkt dat ik beter in Frankrijk had kunnen blijven, om van Vienne naar Le Cateau Cambrésis in het Noorden te rijden. Michel schrijft:

 'Het model van Matisse was waarschijnlijk Lydia Delectorskaya. Zij werd in het begin van de jaren dertig zijn model en vervolgens zijn assistent en verzorgster (tot aan zijn dood). Daarover staat een en ander in de biografie van Hilary Spurling. Op het moment is er een tentoonstelling over haar of naar aanleiding van haar in het Musee Matisse dat in zijn geboorteplaats is gevestigd, de plaats heet Le Cateau Cambrésis en ligt oostelijk van Cambrai en onder Valenciennes. De tentoonstelling duurt nog tot 30 mei � aanstaande zondag. Dus als je toch aan het rondrijden bent....'.

 Waarmee hij het schrijnend informatietekort in het Pompidou-Metz onderstreept.
Maar wat nu? Omkeren? Ver is het niet echt.
 

Tags: 
.

Het roze naakt

 Van het Hotel de la Poste in Vienne zal ik me herinneren dat ik er de roman Der fernste Ort van Daniel Kehlmann las. Een boek over de dood. Hij blijkt ook dat te kunnen. Alleen zijn debuutroman Beerholms Vorstellung, die vermoedelijk van doen heeft met z’n vader, de toneelregisseur, mis ik nog.

 Roem en het Meten van de Wereld zijn totnutoe vertaald, de andere romans en verhalenbundels nog niet. Bestaat er een fanclub? Een pressiegroep? Nu ja, ik lees ze in het Duits. Mijn vader kijkt mee over m'n schouder, hij was leraar Duits. Kehlmann, die ik vorig jaar heel even sprak in Felix Meritis, is van een andere orde dan wat ik hier ken. 

 Verder neem ik beelden mee van het Pompidou-Metz, waaronder de foto’s van de dertien versies van het zittend roze naakt uit 1935 die Henri Matisse maakte voor hij ze vernietigde. Daarnaast hangt dan het enige roze naakt dat een jaar later overbleef van de sessies. Een naakt zonder gezicht. Terwijl de gezichten van de eerdere versies laten zien dat het om een vrouw met een intelligente blik ging, die poseren niet licht viel.
Verbeeld ik me.
Zodra ik thuis ben moet ik wat bekend is van de relatie tussen schilder en model opzoeken.
Een mooie traditie, dat uitpoetsen. In Metz zijn ook een paar van de fameuze Picasso-filmpjes te zien waarop alle stadia van een werk zijn vastgelegd, inclusief het almaar uitpoetsen.
Een goed idee, al was het maar om het idee van de gewenste onmiddellijkheid van kunst te bestrijden.     
 

wachten onder de tent van Ban..
de architecten

Centre Pompidou-Metz

 Een eigentijds grabbeltonmuseum. Dat er van uitgaat dat je ofwel alles al weet of niks en ook niet nieuwsgierig bent naar het hoe, wat, wie, wanneer of waarom achter de schilderijen en andere dingen.Beetje drentelen. Binnenkort mag je je consumptie en je broodje ook wel meenemen naar de zalen.

 Voor mij was het een verrassing dat hier uitgerekend enkele tientallen doeken hangen die ik kende uit de voorloper het Museum voor Moderne Kunst, dat sinds 1942 naast het Palais de Chaillot gevestigd is in Parijs. Deze week werden er uit dat oude gebouw oa. doeken van Picasso, Matisse en Braque gestolen.
 Ik reisde er in de jaren '60 heen met de vleeswagen. En zag Soutine, Rouault, en ook de Parijse meisjes van Delaunay.  En nu hangen ze hier, afdankertjes van wat eens de Parijse school heette in Metz. Achter het station, in de schepping van de Japanner Ban.
Een goed museum, dat wel. Een houten staketsel en uitzicht over het landschap en de stad. Wees wel gewaarschuwd, wie om elf uur komt staat een uur in de rij – en in de kou, Ban heeft niet op rijen gerekend. Ga liever in de middag.

 

Matisse in Stuttgart (2)

 Om gezichten gaat het op deze tentoonstelling. Eén in het bijzonder, dat van Marguerite, de in 1894 geboren dochter van Henri Matisse.Ze bleef een vast model tot rond 1918, ze was toen 24 jaar oud.

 Er bestaan dertig portretten van haar. Daarna kwamen er andere modellen. De catalogus brengt het verhaal van het meisje dat opgroeide in haar vaders atelier, in zijn begintijd toen modellen nog duur en schaars waren. Ze werd zijn kleine assistente, leerde zijn manier van werken grondig kennen. Matisse vroeg haar mening. Haar verhaal is genoteerd door Isabelle Monod-Fontaine. Daaruit weet ik van haar halslittekens, waaroverheen ze halsbandjes ging dragen, met een sieraad eraan.

 Marguerite is altijd herkenbaar. Al jong wist ze van mode, van stoffen, van hoeden, net als haar vader. En die werden in het atelier gebruikt. In 1923 trouwde ze en Matisse kon het slecht vinden met zijn schoonzoon. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zat Marguerite samen met haar moeder in het verzet, zonder dat Matisse er van wist. Ze werd gefolterd en zat lange tijd gevangen. Na de bevrijding heeft ze haar vader verteld wat er gebeurd was. Eerst was hij een dag lang sprakeloos, daarna begon hij haar weer te tekenen.

Tags: 

Matisse in Stuttgart (1)

 In de zaal waar de Matisse-portretten hangen in de Stuttgarter Staatsgalerie heerst een geanimeerde, bijna opgewonden stemming. Veel vrouwen, vriendinnenclubs worden rondgeleid, gelach klinkt op, kinderen ook, maar vooral is er grote aandacht. Een 'goh'-stemming. Matisse en zijn vrouwen. Moet je kijken.

 Het heeft, lees ik in de doortimmerde catalogus, tot 2001 geduurd voor de kunstkritiek de portretten van Henri Matisse (1869-1954) kon zien als wat ze waren, namelijk portretten. Hij heeft er zijn leven lang gemaakt, veel, In opdracht en van modellen. Waarom? Voor die tijd werd zijn werk gezien als dat van collega-modernisten, als experiment, als spel met vorm, lijn, kleur.En dat terwijl Matisse zelf in zijn laatste levensjaar nog een essay schreef over zijn portretten: 'Je moet je vereenzelvigen met je model', zegt hij daar.

 Matisse, leer ik wist veel van vrouwenkleren en zag precies toe op wat zijn modellen droegen, Hij was steeds op jacht naar nieuwe gezichten, vertelde zijn vriendin Francoise Gilot. Steeds weer probeerde hij tijdens vele sessies greep te krijgen op een gezicht, op de hoogst individuele trekjes daarin. Vandaar dat de zelfde modellen terugkeren. De mooiste vind ik zijn dochter Marguerite. Als er Franse vrouwengezichten bestaan, hier zie je er een. Inclusief wallen onder de ogen. Doe daar een fluwelen halsbandje bij, en ach. ps. De halsband of halsdoek hoort bij Marguerite, ze leed aan difterie en was verscheidene keren aan haar luchtpijp geopereerd. Zo bedekte ze de littekens.

Tags: 

Pagina's