Anneke’s Paradijstuin

 Kreeg van Anneke Brassinga een tweeluik in tekst uit de serie ‘Verborgen tuinen’ met twee schilderijen van Marianne Aartsen. Gemaakt in 2016 in Maastricht. na lezing van Zur Kabala und ihrer Symbolik (1960) van Gershom Sholem.

 Over de schepping en de gebrokenheid ervan. Waarin Sjech­inah - ofwel de Aanwezigheid (ook wel genoemd Inwoning) Gods in de wereld - de bruid is, de jonge vrouw die zich 'de ogen heeft uitgehuild'. Zij huilt omdat de schepping zal plaatsvinden, plaatsgevonden heeft in een leegte die God daartoe in zichzelf heeft samengetrokken - een ballingschap, die Hij zichzelf oplegt. Het begint met 'Tuin der lusten, nou nee':

 'Het veld van de heilige appelbomen is/ de plaats waar god huist in zijn wereld, haar huwt./ Ik heb de Sjechinah tentoongesteld gezien:/ gazen bruidsjurk met glasscherven gesierd, lege huls/ de goddelijke aanwezigheid. Blinde muren rondom -/ zij heeft zich de ogen uitgehuild: om het ontbreken,/ het gebrokene dat van de schepping is de pit.

 In dorre woestijn kan een appelboomgaard/ heilig zijn - maar hier? Met maaltijdsnacks en volop/ drinkyoghurt in de aanbieding, en een hulplijn/ voor seksueel misbruikte voetballers van gevorderde leeftijd?/ O de bloesem, zo broos, eenmalig en toch deel/ van de afmattende eeuwige voortgang: bloei, bevruchting,/ welken. Iets van de god zelf, van de god zelf verbannen.

 maakt in hem afgrond. Daarom schreit zij, nu al,/ de Sjechinah, terwijl het scheppen nog beginnen moet,/ met, straks in 't aardse paradijs, bijvoorbeeld/ die ene appelboom - spil van de wervelwind,/ godsadem die ons uit zal werpen. Gesjochten zijn we/ totter dood. Maar de tuin bloeit voort, verborgen/ plek in ons waar een god zichzelf toegang verbood.'