De dood van Nederland

 ‘Dood werk’ heet de tweede bundel van Maarten van der Graaff. Zijn inzet komt snel: 'Het is een feit dat ik op het platteland dood / werd geboren en daarna nogmaals, stedelijk, / dood geboren ben.'

 Niettemin zijn er gedichten. Eerst in de vorm van lijsten. Na een Lijst van feiten is er een Lijst van mensen op de koude steen - bekend van Christus' lijdensweg, die er op weg naar zijn kruisiging even op mag uitrusten. Vanaf de koude steen praten Maarten van der Graaf en zijn vrienden tegen ons.

 Dan volgt al vlug een Lijst van dingen waar ik van hou. Hij houdt ervan aan de hongerkunstenaar te denken. De artiest bij Kafka die zijn vak zo goed verstaat dat hij in het achterste hok van het reizend circus belandt. Immers, wie kijkt er om naar een hongerkunstenaar, al is hij de beste ooit?

 Zo schrijft Maarten van der Graaff zijn niet-gedichten: Mijn vrijheid leg ik weg en de foto's / die ik van mijn vrijheid nam

 En dan, in een Lijst met bedekkingen, volgt: Nederland, ik schrijf dit niet zomaar, / ik zoek naar je dood en gemeenschap. / Ik zoek naar je waarheid en haat

 Ik kan hem geen ongelijk geven, Nederland is morsdood. Bekijk de televisie, sla een krant op, geen speld tussen te krijgen. Wat doet een dichter daar nog? Het tweede deel van de bundel heeft een unieke vorm: 'Geklokte gedichten'. Regels per tijdstip. En bewoners. Zo treffen we om 13:09

 een verzameling tijdridders rond een tafel / die nooit echt rond kan zijn.

En dan is het:

 13:13 mensen die seks hebben bereiden zich erop voor. / Mensen die een rijexamen afleggen, / bereiden zich hierop voor. / Mensen die een taartrecept uitproberen, / of een congres organiseren, / bereiden zich terdege voor. / Dat is de schoonheid van dit land.