De zee van Anneke Brassinga

 Donderdag krijgt ze de P.C.Hooftprijs. Voor mij duidelijk genoeg waarom. Bij al het andere schreef ze dat ene, het gedicht over de zee. Terwijl ze toch uit Schaarsbergen komt. Wie de waterlijn kent weet dit. De kust:

Zomin als met de stenen en het gras

of gindse afgewaaide hoed

valt er te praten met je lichaam van albast

 

dat als wolk vermomd

komt aangedreven. Duizend meeuwen op hun zand

slobberen messenscheden leeg, krakélend.

 

Woorden zijn gruis in een taalloos kabaal,

zelfs mijn knie

snapt niet wat ik zeg,

 

laat staan dat jij

ver achter de heersende waterige afgrond

iets ervan zou horen.

 

De zee een bed vol zijden kwasten

alsof daar ooit nog

rust te vinden is.

 

II

Een ijskoud oog, zo kan ik het ook -

zee zijn, omslaan met langgerekte traag gewelddadige

deining mee, als of er een eind zal komen

 

aan de oneindige reeks voorbije momenten en

verzuipingen in stilstaand water: vloed gestuit

tegen de kust maar rats de trechter in

 

terug naar wezenloze diepten. Mag ook een wees

weten hoe het is - voortgebracht te zijn,

in de weerstroom te vergaan.