Hapschaar

 Komt van 'happer' (vastpakken) en 'chair' (vlees) en betekent veel, van 'iemand die een grote mond opzet en wartaal uitslaat' tot 'penningmeester'. Vooral is het de titel van de hoogstpersoonlijke 'encyclopedie' die Anneke Brassinga in 1998 maakte en die nu gelukkig herdrukt is.

 Vat jezelf eens samen! Maar ze doet het, in regels als:  'Intimiteit is een teer punt, soms ook een botte tuinschaar.'

 En monologen als: 'Vannacht, in de volle vuilniszak, lag ik urenlang ouderwets te woelen en te malen Er zat een oude, tandeloze rat aan de buitenkant te peuteren, dan kun je nog beter een fluwelen kunstgebit hebben. Zo'n zak is erg gehorig. Ik knipte een gebocheld schemerlampje aan - altijd nog wel een uurtje stroom in zo'n afdankertje - en grabbelde wat losse flarden van een oud telefoonboek uit de koffieprut en overige niet nader te noemen restanten van een hoerenkasthuishouden. Heb ik die rat voorgelezen, tot hij in slaap viel - ik hoorde zijn gesnurk. Niet lang daarna, zo gaan die dingen, zijn ijselijke doodskreet (...).'

 En iets als: 'Niet bestaan. Nooit bestaan hebben. Maar op zoek zijn naar iets zijn, schreeuwend van verlangen naar al is het maar een suikerzakje zijn. Van het schoteltje getild door vingers, opengescheurd, niet eens aandachtig maar verstrooid, en leegstromen, oplossen. Bestaan hebben.'