'Als alles kan' is een weerkerende regel in de graphic novel ‘Zand op een Zeebed’ van Lies van Gasse. Als alles kan letterlijk. Tekst en tekeningen pakken je bij kop en kont en smijten je de diepte van het Zeebed in.
Lies van Gasse (1983) uit Sint Niklaas kan beestachtig goed tekenen. Ik heb het haar zien doen, live, op een Parijs-avond van deBuren. Verbazend haar kwast te volgen. Ze begint zomaar ergens op het blad, linksboven, het maakt niet uit waar, zonder opzet vooraf of wat. En improviseert dan op wat er rondom haar gebeurt. Dan komen figuren en gezichten tevoorschijn in wat een beeldverhaal blijkt te zijn. Tussendoor worden woorden en zinnen gekwast.
Zelden zag ik tekening en woord zo vloeiend samengaan. 'Als alles kan'. Dat steeds weer. Alles, in leven, liefde en lijf, valt samen in de landschappen van Lies van Gasse. En dan zijn daar, telkens weer, de Sirenen:
‘Als alles kan, zullen de Sirenen komen, Zij scheuren met hun schuim de zeeën. De Azoren vangen hen, zullen hen bergen in het ruim. Zij worden vlot verkocht in Lissabon en Liverpool en in donkere hoeken ondergebracht. In hun buiken maakt men het verleden van de verste zeeen wakker. Men laaft zich aan hun stem. Hun zang is de vroege dood. Zij zullen grondeloze treurnis delen. Men vergroeit met anemonen en wier. Men voelt touwen om de kuiten. Spijts gevangen, hebben de rivieren hun macht niet afgelegd. De geur van zeewater ontbreekt. De Sirenen zullen komen. Nu, als alles kan.’