Binnenkort verschijnt het boek 'Tot op de draad, de vele levens van oude kleren' van Ileen Montijn, met plaatjes uitgezocht door Annemiek Overbeek. Over het leven van kleren: gelapt, vermaakt, doorgegeven, gekoesterd.
Wie arm was moest na de oorlog toch een beetje toonbaar voor de dag kon komen. Oplappen dus. Ik weet ervan. Als kind werd er voortdurend aan me gepast en gemeten.
Ik liep in een vermaakte broek van mijn grootvader. Het eruit groeien dreigde altijd. Moeders en tantes legden kleren uit tot het niet meer kon. Al waren ze op de groei gekocht. Een hele vermaak- en verstel taalschat die ik in Ileens boek hoop terug te vinden.
Mijn schoenmaat groeide almaar. In de winkel keek ik door een nieuwe schoen heen naar het groene röntgenbeeld van het gebeente in mijn voet.
Arme kinderen droegen broeken met 'jaarringen'. Ieder jaar een stukje broek erbij. De zomen verdwenen eerst, daarna werden ze echt te kort en te krap. Door heel het land werden pakketten kleren verstuurd naar jongere neefjes.
Elke begroeting opende met: 'Wat ben jij groot geworden!' Eerder een verwijt dan wat anders. Ik deed niks, ik groeide alleen maar.