Max de Jong

 Wederopstanding, nu zijn 'Heet van de naald en andere gedichten' er weer is - met het handschrift erbij.

 Max de Jong (1917-1951), de man van dat ene gedicht van wie ons nog steeds het genadeloze dagboek uit 1947-1951 wacht. Clandestien gepubliceerd in een heel kleine oplage in 1990 - de familie! - waarin het literaire leven in het arme, naoorlogse Amsterdam is opgetekend. Om hem heen staan inmiddels de schimmen van Adriaan Morrien, W.F.Hermans, Chris van Geel, Leo Vroman, Gerard Reve, Hanny Michaelis, Louis Lehmann.

 Max de Jong kende ze allemaal van nabij en zij hem. Onder 'Heet van de naald' kwam niemand uit. In de pijnlijke biografie van Nico Keuning (2000) leer je hem kennen als een 'harde, neurotische, ijdele en eenzame man.' Geluidsneuroticus bovendien, denk aan zijn 'atoombom op Hilversum'. Een leven vol onmogelijkheden. Ook in seks. Je kon in de jaren beter niet tegen meisjes zeggen dat je wel wilde neuken maar niet trouwen. En dan zijn ontreddering door wat hij noemt het 'zonder zitten'.

 Er ligt nog meer onuitgegeven, lees ik in het nawoord van Marsha Keja. Door hem zelf gebundelde gedichten in 'Ezelsworp' en 'Dichtboek' met werk van voor 1940, onder het motto 'En geen opschriften, want die halen de anekdote binnen, en geven - er later boven gezet - aan willekeurige uitingen een schijnverantwoording mee'.

 En 'Het uilenhuis' met als opdracht: 'aan allen die mij bewonderen / en doorzien'. 

Tags: