Berlijn-Den Haag

 Rondwaren door het Berlijn van de jaren '20 aan de hand van de schrijver J. van Oudshoorn, die daar tot 1933 werkte op het Nederlands gezantschap. De ansichtkaarten die hij schreef aan zijn Haagse achternichtje Mientje zijn nu in facsimile gebundeld door Jaap Schipper voor zijn Statenhofpers met aantekeningen van Jan Paul Hinrichs.

 Een wondermooi drukwerk, na de twee delen dagboeken en documenten, waar ditmaal de ansichtkaarten met fotohoekjes in passen, zodat het een waar album wordt.

 In 1914 was Van Oudshoorn getrouwd met de Duitse Marie Teichner, actrice en zangeres, en verscheen ook zijn debuut Willem Mertens' levensspiegel.

Bijschriften als (22-X-21): 'Lieve Mien. Zie hier het café van binnen. Het tafeltje met roode kruisje is ons vaste plaatsje, waar we nu al echter de heele maand niet zitten, daar de kelners staken (...) Nu vele groeten aan allemaal van ons beiden en zelf een zoentje van je tante Marie en oome Jan.' Mientje verzamelde nl. ansichtkaarten van Berlijn.

 Op vakantie in Den Haag kwam Van Oudshoorn graag in café Victoria op het Prins Hendrikplein, mij welbekend. Jan Van Gelder, mijn leraar aan het nabije Gymnasium Haganum nam de klas er soms mee naar toe als het eerste uur hem te zwaar viel, zeggende: 'Dames en heren, de meester heeft vandaag geen zin. Gaat u mee een kopje koffie drinken?. En dan liepen we het schoolplein over, in het zicht van iedereen, achter hem aan de Zoutmanstraat in. Eenmaal in Victoria keek hij zwijgend uit het raam en bereidden wij een volgend uur voor.

De Blauwe in 1939

 De 'Blauwe Tram' met het stoomfluit-achtige signaal van z'n zg. Boedapesters - zware wagens met middenbalkon kom je bij F.B.Hotz tegen. Ik reed er met mijn grootouders mee van Den Haag naar Dierenpark Wassenaar. In vooral Zuid-Holland reden de 'blauwen' overal. Tot in de Amsterdamse Spuistraat.

 In de unieke uitgaven van de dagboeken (1934-1943) van J.van Oudshoorn door de Statenhofpers tref ik onder het kopje 'Noordwijk' deze aantekening. Hij woonde toen in het Haagse Bezuidenhout:

 'Woensdag 3 Mei 39 Met de blauwe naar Noordwijk. Retour Retour 75 cts pp - Kwart voor 1 weg - Bij het wachtje en in Leiden overgestapt - De herberg met houten open veranda in Oe[g]stgeest bestaat nog. Op heenweg gezien. Noordwijk-zandwind-Kort stukje zg. boulevard-in cafeetje koffy-gleufje zee-dan tot witte vuurtoren door marine bezet. Dan naar heuvel met uitzicht over bollenvelden-tulpen gekocht, nog hooger op-3.07 huis-5 uur thuis-middageten-toch wel armoedig zoo-'

 De oorlog nadert, de blauwe zal weldra door de Duitsers worden stilgelegd, ook vanwege de Atlantikwall langs de kust.

 ps. Van Oudshoorn bracht gelukkige logeerpartijen door in Oegstgeest waar hij z'n leven lang op terug zal komen en laat in z'n spelling van de plaatsnaam steeds de letter g weg. Misschien omdat men het daar zo uitsprak of omdat hij dat als kind zo deed.

De eeuwigheid van J. van Oudshoorn

 Het verstrijken van de tijd keert telkens weer in de dagboeken (1934-1943) van J. van Oudshoorn. Dit uit 1942. Na opmerkingen over oa. tandenborstels  die nergens meer te krijgen zijn komt een bespiegeling over 'Verleden' waaruit dit over wat hij noemt een 'eeuwigheidsmoment':

 ‘De pijn, die er ligt in de sensatie van het weder intens beleven van 'grauw' verleden (open ramen, huiskamer Leiden Zaterdags avond), de smart van het mysterie 'voorbij', wordt milder door het besef der mogelijkheid, dat dit toenmaals beleefde, waarnaar thans zoo heftig terugverlangd wordt (omdat dit voorgoed onbereikbaar is) niet dieper ondergaan werd dan het in dit huidige moment zelf (wat een stijltje!) beleefde, waarvan tegelijk het betrekkelijk reële tot bewustzijn komt. Met andere woorden, qua beleven vertoonen zoo verleden en heden geen graads-verschil meer en de dramatiek van een 'voorbij' heft zich bij wijze van spreken op tot 'eeuwigheidsmoment'.'

  En zo verder. Meesterlijk dat terzijde over zijn eigen 'stijltje'. Hij schrijft daarna nog: 'Weder-ontwaken boven winkeldeur Leiden is meer dan reminiscentie, dat is reeds vragen: wat gebeurt er, waar ben ik 'thans' ='

  Die winkeldeur waarboven bij eens logeerde keert vaak terug.

  NB. De dagboeken, bezorgd door Jan Paul Hinrichs, zijn te krijgen bij de Statenhofpers van meesterdrukker Jaap Schipper www.statenhofpers.nl

Van Oudshoorns lamp

 De dagboeken van J. van Oudshoorn (1934-1943) zijn een - zeer Haags – toevluchtsoord voor me. Twee delen uitgebracht door de bibliofiele Statenhofpers met zelfs zorgvuldig herdrukte brieven inclusief envelop en zo meer. Dit onder het kopje ‘Lamp’ (1941):

 ‘De professor was zóó verdiept in zijn lectuur, dat hij niet bemerkte, dat de lamp uitging! De meeste menschen praten zoo verder – over een leven nà dit leven, over wat er bij hun begrafenis al dan niet moet gebeuren – zonder, naar analogie van den prof, te beseffen er toe te zijn overgegaan iets te doen, waarvoor intussen de spontane mogelijkheid kwam te vervallen.

 M.a.w.: waar in het gewone laag bij de grondsche leven de lamp plotseling uitgaat, zal ook wel zonder meer met leven worden opgehouden = Terwijl bij zg. vluchten naar het bovenaardsche doorgepraat wordt, ook al schijnt voor praten als zoodanig het geestelijk licht sinds lang niet meer. In dit verband ook Hegels uiteen willen schuiven van een voorhang, dat een “Jenseits” zou moeten versluieren. Iets aan de overzijde, iets nieuws willen vinden, zonder te beseffen, dat dit neerkomt op een zoeken naar de bril die men nog op heeft = ‘

 ps. Ik kende een vrouw die in halfslaap op haar zolderkamer een gordijn opzij kon schuiven waarachter haar al lang gestorven moeder en grootmoeder geanimeerd in gesprek waren.

Wolken, land, water

 Heet een schets van J.van Oudshoorn die in 1940 verscheen in het blad De Nieuwe Gids. Het gaat terug op zijn verblijf in augustus 1923 met zijn vrouw op het Oostzee-eilandje Hiddensee, bij Rügen.

 Hij stuurde het aan de weduwe van Willem Kloos, Jeanne van Stuwe en schreef erbij: 'Daarmede meen ik op mijn terrein gebleven te zijn, maar ook ditmaal, zonder grootspraak, iets van uitzonderlijke kwaliteit bereikt te hebben. Een stukje natuurbeschrijving, behoedzaam met het mysterie van de tijd doorweven.'

 Hij kijkt naar de enige villa op het eilandje waar men bij petroleumlampen dineert. Een 'tijdeloze gewaarwording' die hij beschrijft als een déjà-vu. Namelijk de sensatie 'ditzelfde, naar verleden als voor de toekomst, reeds eenmaal zoo beleefd te hebben'.

 En dan: 'Tot in haar geringste bijzonderheden wordt de nieuwe omgeving thans hèr-kend, vooraf geweten hoe een serveuse, naast de aanrecht bij de glazen ingangsdeur, met een vluchtige handbeweging aan de haardracht tasten en daarop zich naar de deur begeven zal, om die voor een vrouwelijke gast open te houden. Bijna meisje nog, tenger, zonder eenigen opschik. Alleen hierheen gekomen liet zij zich, behalve bij de maaltijden, met niemand in.'

 Biograaf Wam de Moor zegt dan dat de zelfmoord van dit meisje 'de zachte kern vormt van het verhaal' en een afschaduwing vormt van Van Oudshoorns eigen doodsverlangen.

 Ik vind haar 'handbeweging aan de haardracht' het mooist. Zouden er nog déjà-vues voorkomen? Je hoort er nooit meer van.

Dwalen met Van Oudshoorn

 Het leesplezier van dagboeken, echte, die niet bestemd waren uitgegeven te worden, ligt erin dat bijzaken zomaar hoofdzaken kunnen worden en vice versa. Omdat de schrijver, in dit geval J. van Oud­shoorn ook maar uit een vreemde aandrang noteert wat hem opviel. Een manier van bestaan.

 In het uit vijf schriften afkomstige dagboek 1934-1943 dat de Statenhofpers uitbracht is de chronologie onduidelijk. Hij zal er later weer dingen tussen geschreven hebben. Maar dit moet uit 1939 stammen, de oorlog nadert. Steeds staat er een titeltje boven de aantekeningen als:

 Dit leven

  treft dus doodelijk. Dat is ook de algemene opvatting. Zoo is het een doodelijk wapen. En gaat gevaar eerder van het leven uit dan van den dood. En het heet: zich tegen het leven beveiligen = Het niet al te serieus en liever als een begin pas van een begin op te nemen = Zoveel mogelijk aan den ingang ervan te blijven vertoeven om er, als aan de zoom van een woud, de algemeenheid van te savoureren. =

 Luchtbeschermings-

  voorschriften. Wanneer er een bom in bed valt, moet die verwijderd worden. Liefst naar een buurman In geen geval er rustig mee verder slapen =

 Veel dromen ook. Zoals deze:

  Droom.

 als geheel. In droom valt een juffrouw voor een rijdende tram. Bij de omgeving niet de minste consternatie. De menschen weten dat het om een droom gaat; zij zelf slechts droompersonnages zijn = De droomsubstantie een besloten sfeer. Eenheid = 

Terug naar Van Oudshoorn

 Meesterdrukker Jaap Schipper stuurde me het tweede deel van de dagboeken van J.van Oudshoorn (1934-1943). Weer een sterk staaltje, waarin zelfs een facsimile van een brief van Boutens met bijschrift van Van Deyssel en meer.

 Met drukwerk verzinken in de tijd. In dit deel weer de mengeling van dromen, overwegingen, herinneringen en dingen van de dag. Alles met de intensiteit die zijn boeken laat voortleven. Zo dat het pijnlijk wordt: 'De pijn, die er ligt in de sensatie van het weder intens beleven van "grauw" verleden (open ramen huiskamer Leiden Zaterdags avon­ds), de smart van het mysterie "voorbij" (...).

 In zijn inleiding citeert Jan Paul Hinrichs: 'Een mensch bevindt zich in den overgang, in een betrekkelijk nergens. Niet meer hier, nog niet daar enz. In wording enz.'

 Maar ook een droom als deze, op 20 september 1942: 'Met Van Deyssel domino gespeeld. Hij speelt valsch en rookt bovendien mijne cigaretten weg - (realiteit: Vrijdagmiddag 18 na distributie bij Gouden Hoofd Boutens ontmoet (...)'

 Veel denken over zelfmoord in deze jaren: 'Hij wilde van kerkhof veranderen, omdat langs de strook, waar hij kwam te liggen, teveel treinen voorbij begonnen te komen. Dit zou hem op den duur te onrustig worden. Maar is een dergelijk als posthume bedoelde voorzorg belachelijker, dan de beschikking een zoo en zoo gebeeldhouwde grafsteen te willen hebben. (...)' 

De codes van Van Oudshoorn

 In de dagboeken van J. van Oudshoorn uit de jaren 1943-1947 kom je af en toe het woord 'ananas' tegen. Zijn biograaf Wam de Moor sprak al het vermoeden uit dat dat staat voor onanie. Jan Paul Hinrichs, die de uitgave van de dagboeken verzorgde beaamt dat.

 En noemt nog meer 'codewoorden' als: lawaai-saus, gedonderjaag, druk- en draaiwerk, geharrewar en half-om-half. Waarin, lijkt me, de soort of kwaliteit van de zelfbevrediging wordt aangeduid.

 Verder noemt Hinrichs het regelmatig voorkomen van 'het blauwe licht'. Een waarneming van een 'intens, zeer helder hemelsblauw licht [...] nadat hij gedurende korte tijd de oogen uit­gewreeven had en dan nog gesloten hield'. Dit blauwe licht dat hij soms wel, soms niet kon laten ontstaan ging gepaard met een zekere extase.

 Ik kende het verschijnsel uit het verhaal 'Het pauwenoog' van Monika Sauwer. Meer mensen kunnen het met oogwrijven bereiken.

 Maar het grootste raadsel uit de dagboeken van Van Oudshoorn - die ook veel dromen beschrijft - blijft onbesproken, namelijk dat van de zwemvliezen (van een eend?). Ze komen vaak voor, zomaar tussendoor.

 Zo staat er op 15 juni 1946, na notities over zijn manier van denken en over ruimte en tijd, die we met ons meedragen: 'Uit-eengevallen - Hier het water, daar de zwemvliezen enz. Naast elkander. Maar zoo ook na - elkander in den tijd. En ook uit-eengevallen in ruimte en tijd zelf. Binnen buiten.'

 Geen onderwerp schuwt hij: weerkerende droom-WC's., de begrafenis van Mozart, het niet meer gehoorde zangvogeltje in de tuin, wat hij 'uit-eengevallen' noemt. En daarna, ook op 27 juli 1946: ''s avonds - bijna uitzinnig'.

 Maar daarna gaat het weer heel praktisch over de voedselschaarste.

 Ps. Er komt bij de Statenhofpers nog een deel (1934-1943) van deze dagboeken.

De bevrijding van J. van Oudshoorn

 Meer uit de dagboeken van Van Oudshoorn. Op het Haagse Van Imhoffplein 17, vlakbij het station Laan van Nieuw Oost Indië maakte hij de 'bevrijding' mee. Hij probeert thuis te werken aan overheidsopdracht tot herschrijven van documenten en een vertaling.

 'Donderdag 26 juli 1945. Na bijna negen maanden afsluiting, eindelijk weer gas, maar ... zoo goed als niets thans om te koken. Hoogstens wat oude aardappelen. (...) Door een weer met den dag toenemende verslapping ingevolge ondervoeding komt er niets van werken. - de sociale en polit­ieke chaos wordt steeds groter.' Maar dan:

 'Op maandag zes augustus is er 's middags: 'plotseling weer electrisch licht, na bijna een jaar in het donker. 's Avonds om ong. 10 uur ging het weer uit (20 november afgesneden)'

(...) Een schrijver zonder licht. In de kou. Op dinsdag 11 september noteert hij - steeds over zichzelf schrijvend als 'hij':

 'Voor de tocht zet hij in bed een pet op. Hij droomt dan iemand in de tram te zien voorbij komen, die hem niet herkent - omdat - denkt hij in zijn droom - omdat ik die pet op heb. Mengeling droom en werkelijkheid. Droomleven en bewustheid - Het gevoel een pet op te hebben maakt zich ook den laatste tijd (gewoon blootshoofds in een kamer zittend) hinderlijk bemerkbaar.- ' (...)

 'En nu deze redeneergang: Hij was er voor bestemd om gek te worden. Daar het hem echter intusschen gelukte, de dingen te objectiveeren, werd hij - in plaats van zelf gek te worden, tenslotte door een volkomen chaos (wereldoorlog) omgeven'.

 De dagboeken zijn te krijgen bij de Statenhofpers, zie eerder. 

J. van Oudshoorn

 J. van Oudshoorn (1876-1951) was een Haagse jongen. Na zijn Berlijnse jaren (1905-1933), waar hij bij de Ambassade werkte en trouwde met de mannequin Marie Teichner keerde hij met haar op wachtgeld terug naar Den Haag. En nu heeft kleine uitgever en vakman aan de drukpers Jaap Schipper van de Statenhofpers zijn dagboeken (1943‑1947) uitgebracht.

 Marcel van Eeden en ik zijn beiden Van Oudshoorn‑lezers. Hoe dat komt is moeilijk te zeggen. In zijn schrijven - vooral Willem Mertens' levensspiegel en Tobias en de dood zit denk ik een Haags levensgevoel. In de dagboeken, die puur uit losse aantekeningen bestaan, aangevuld met precies herdrukte krantenknipsels, lees je de hoop en wanhoop van de dagen. Vooral in de honger­winter.

 Ik verzink in woorden, regels, een verdwaalde alinea. Kaal, bloot, geladen. Neergezet met het schrijven als laatste toevlucht. Hij schrijft over zichzelf als 'hij'. Van Oudshoorn, 68 jaar oud, op hongertocht. Zijn vrouw wachtend thuis. Datum 30 april '45:

 'De toestand voor een bejaard echtpaar zonder relaties wordt steeds moeilijker. Vandaag verlangt men voor een hoognodig brood - de honger nijpt - Fl.35,- en voor wat klein brandhout - Fl.30,-.

 In den vroegen avond van 1 mei 45 meldt de Duitsche radio het overlijden van Adolf Hitler

 Op Woensdag 2 mei bij Goddard [uitgever van mogelijk een vertaling], niet aangetroffen (deze rotpen!!).

 " Donderdag 3 " naar Velpschestraat 100 met teruggevonden oude noodkaarten! 10 kl. aardappels - soep en pudding - joffer uit Utrecht -

 Nog steeds bar koud.

 Iemand, die merkt, dat zijn neiging om in het vuur te vliegen onweerstaanbaar begint te worden, hem blijft niet veel anders over dan zelf zijn eigen vleugels te ... verbranden. Vervloekt zij deze oude rotpen!!

(...)

 Gister: geen warm eten -

 Heden geen ontbijt -

 De laatste weken zelfs geen korte wandeling meer, zonder in een vensterbank te moeten uitrusten. Tot een scelet vermagerd. Volkomen op en krachteloos te bed.'

Pagina's