En noemt nog meer 'codewoorden' als: lawaai-saus, gedonderjaag, druk- en draaiwerk, geharrewar en half-om-half. Waarin, lijkt me, de soort of kwaliteit van de zelfbevrediging wordt aangeduid.
Verder noemt Hinrichs het regelmatig voorkomen van 'het blauwe licht'. Een waarneming van een 'intens, zeer helder hemelsblauw licht [...] nadat hij gedurende korte tijd de oogen uitgewreeven had en dan nog gesloten hield'. Dit blauwe licht dat hij soms wel, soms niet kon laten ontstaan ging gepaard met een zekere extase.
Ik kende het verschijnsel uit het verhaal 'Het pauwenoog' van Monika Sauwer. Meer mensen kunnen het met oogwrijven bereiken.
Maar het grootste raadsel uit de dagboeken van Van Oudshoorn - die ook veel dromen beschrijft - blijft onbesproken, namelijk dat van de zwemvliezen (van een eend?). Ze komen vaak voor, zomaar tussendoor.
Zo staat er op 15 juni 1946, na notities over zijn manier van denken en over ruimte en tijd, die we met ons meedragen: 'Uit-eengevallen - Hier het water, daar de zwemvliezen enz. Naast elkander. Maar zoo ook na - elkander in den tijd. En ook uit-eengevallen in ruimte en tijd zelf. Binnen buiten.'
Geen onderwerp schuwt hij: weerkerende droom-WC's., de begrafenis van Mozart, het niet meer gehoorde zangvogeltje in de tuin, wat hij 'uit-eengevallen' noemt. En daarna, ook op 27 juli 1946: ''s avonds - bijna uitzinnig'.
Maar daarna gaat het weer heel praktisch over de voedselschaarste.
Ps. Er komt bij de Statenhofpers nog een deel (1934-1943) van deze dagboeken.